„Verhoren beïnvloeding moskeeën lieten topje van de ijsberg zien”
Organisaties en regeringen uit onvrije landen komen op zichtbare en onzichtbare wijze in de hoofden en harten van moskeegangers en kinderen in Nederland, stelt de parlementaire ondervragingscommissie na onderzoek.
De bevindingen van de commissie geven „reden tot zorg”, aldus voorzitter CDA-Kamerlid Michel Rog, donderdagochtend bij de presentatie van het eindverslag ”(On)zichtbare invloed”.
De commissie hield in februari, na een periode van vooronderzoek, openbare verhoren. Met name de ondervraging van imam Suhayb Salam, geestelijk leider en bestuursvoorzichter van de stichting alFitrah, maakte de tongen los. Ook leidde deze casus tot een tweetal rechtszaken en een aangifte.
De voorzitter wees er donderdag op dat de commissie zich ervan bewust is dat het „van sommigen veel moed heeft gevergd om hun persoonlijke verhaal te doen tijdens de verhoren. Gezamenlijk lieten zij ons een topje van de ijsberg zien.”
De commissie stelt dat de vraag of er beïnvloeding uit onvrije landen is „volmondig met ja” kan worden beantwoord. „Beïnvloeding uit onvrije landen vindt plaats op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het oprichten, besturen en financieel ondersteunen van moskeeën en aanverwante stichtingen, zoals informele moskeescholen.” Andere methodes die de commissie noemt zijn het scholen, uitzenden en betalen van imams en predikers, het uitgeven van literatuur, lesmethodes en wervingsmateriaal, en „rechtstreekse invloed op moslimgemeenschappen via de (sociale) media.”
Bij het gedachtegoed dat verspreid wordt, gaat het om interpretaties van de islam „die onze kernwaarden of vrijheden afwijzen”, zegt de commissie. Als voorbeeld noemen de Kamerleden salafisme, de Moslimbroederschap en de Turkse overheidsinstantie Diyanet.
De onderzoekcommissie stelt dat „salafistische aanjagers” een grote rol spelen bij het verspreiden van het gedachtegoed. Zij kennen „heel goed de bandbreedte van de Nederlandse rechtsstaat”, en zorgen zij ervoor dat ze niet openlijk over de schreef gaan. Dat is echter maar de buitenkant – „façadepolitiek”, schrijft de commissie in haar eindverslag. Intern worden namelijk dingen gezegd die strafrechtelijk niet door de beugel kunnen.
De invloed uit onvrije landen „kan verstrekkende gevolgen hebben.” Zo is er sprake van „angst, druk, intimidatie of bedreiging” wanneer moskeegangers niet meegaan in salafistische denkbeelden. De Kamercommissie noemt met name jongeren „ontvankelijk voor salafistische invloeden.”
In het geval van Turkije leidt de invloed van die overheid tot „sociale druk en intimidatie” in Nederland, waar onder andere Koerden en Armeniërs het slachtoffer van zijn.
Omstreden donateurs
Rog wees erop dat de commissie vaststelt dat „geen enkele overheidsinstantie in Nederland zicht heeft op alle geldstromen uit het buitenland.” Dat zorgt voor afhankelijkheid „van de goede wil van andere landen” om informatie te delen. „Zelfs omstreden donateurs hebben daardoor vrij spel, en kunnen zo Nederlandse moskeeën financieren.”
De Kamercommissie houdt het bij constateringen, en laat zich niet uit over de vraag in hoeverre de beïnvloeding onwenselijk is, noch over welke maatregelen volgens hen zouden moeten worden getrokken. Dat is aan de politiek, vindt zij.
De parlementariërs noemen wel een aantal maatregelen die tijdens het vooronderzoek en de verhoren zijn aangedragen. Daarbij gaat het onder meer om een verbod op financieringsstromen vanuit het buitenland en toezicht op informeel moskeeonderwijs.