Eis: 20 jaar cel voor doden en in stukken zagen lichaam ex
Tegen Bart B. is een celstraf geëist van twintig jaar voor het doden en vervolgens in stukken zagen en kwijtmaken van het lichaam van zijn ex-partner Miranda Zitman. De officier van justitie geloofde helemaal niets van de verklaring van B., namelijk dat de 52-jarige vrouw was overleden omdat ze van de trap was gevallen. „Een val van de trap kan haar letsel niet verklaren”, aldus de officier van justitie.
De kapster zou op 28 december 2018 naar Canada vliegen. Ze zou naar een vroegere vriend gaan met wie ze weer opnieuw contact had. De relatie met B. was na bijna twintig jaar beëindigd. Ze woonden nog wel samen in Soest, maar Miranda was op zoek naar een nieuwe woning.
Waarschijnlijk is ze tussen 27 december in de avond of de 28e ’s ochtends overleden. Daarna heeft B. familie en vrienden nog maanden gedaan alsof Miranda nog leefde en elders een nieuw leven wilde beginnen. Hij stuurde uit haar naam mailtjes en berichten - ook naar haar moeder. Hij ging zelfs wekelijks bij haar eten.
Kort na haar dood - waarschijnlijk dezelfde dag al - haalde hij meer dan een ton van de spaarrekening van zijn ex. Met het geld loste hij onder meer zijn creditcardschulden af. In april werd B. gearresteerd.
De 57-jarige B. heeft toegegeven dat hij het lichaam van de vrouw in stukken heeft gezaagd, maar hij ontkent haar te hebben gedood. „Ik had 112 moeten bellen”, zei hij daarover. Waarom hij dat niet deed, wist hij niet precies. Dat hij het lichaam van zijn ex-vriendin in stukken zaagde, deed hij naar eigen zeggen „uit respect”. Hij begroef haar op de twee plekken „die dierbaar voor haar waren”.
Haar romp werd in een koffer langs het water in Amsterdam gevonden. Haar hoofd en armen in de tuin van de woning in Soest. „Onder de potten van haar favoriete buxus”, zei de officier van justitie. „Stuitend.” Haar benen zijn nog altijd niet gevonden. „Tjoh nog steeds niet”, zei B. daar maandag over, tijdens de eerste zittingsdag van deze zaak.
Aan het einde van de zitting kreeg B. de mogelijkheid om nog iets te zeggen, maar hij zei dat „het wijzer is dat ik niks meer zeg”.
De rechtbank in Utrecht doet op 3 juli uitspraak.