Hoge Raad kiest voor ruimste uitleg euthanasiewet
De handelwijze van de verpleeghuisarts die in 2016 euthanasie toepaste bij een diepdementerende patiënte is correct beoordeeld door de rechtbank Den Haag, stelt de Hoge Raad. Een nieuwe verruiming van de euthanasiepraktijk ligt daardoor in het verschiet. Vijf vragen.
Wat oordeelde die rechtbank dan?
De rechtbank zei in 2019 dat de strafvervolging van de arts die door het OM was ingezet kon worden gestaakt. Volgens justitie had de arts zich niet gehouden aan de zorgvuldigheidseisen zoals die in de euthanasiewet zijn vastgelegd. De rechter vond van wel.
Wat deed de arts precies?
De arts werd in maart 2016 verantwoordelijk voor de zorg aan de diepdementerende vrouw, nadat zij vanuit de thuissituatie naar het verpleeghuis was overgebracht. Na de verhuizing attendeerde de familie de arts erop dat haar patiënte, toen zij nog wilsbekwaam was, een wilsverklaring had opgesteld. Daarin stond met zoveel woorden dat zij wilde dat haar leven zou worden beëindigd als zij vanwege dementie verpleegzorgbehoevend zou zijn. Vóór de verhuizing kwam het niet tot euthanasie, omdat artsen toen niet konden opmaken of de vrouw een actuele doodswens had. De verpleeghuisarts zette alsnog de euthanasieprocedure in gang en beëindigde na ruim zes weken het leven van de patiënt.
Welke zorgvuldigheidseisen schond de arts volgens het OM?
Er is geen discussie over de vraag of euthanasie wettelijk gezien mogelijk is bij wilsonbekwame patiënten die eerder, in een stadium van wilsbekwaamheid, een wilsverklaring hebben opgesteld. Die ruimte is er, mits er geen contra-indicaties zijn. Volgens het OM waren die er in deze zaak wel en had de arts om die reden de euthanasie op zijn minst moeten uitstellen, en wellicht zelfs moeten afstellen. De rechtbank ging daar niet in mee.
Concreet ging het over de wilsuitingen van de patiënte in de laatste levensfase, dus wat ze zei, gebaarde en/of deed. Voor zover die betrekking hadden op zaken van leven en dood viel daar niet eenduidig uit op te maken of ze een actuele doodswens had. Een voorbeeld: na het inbrengen van het medicatie-infuus maakte ze een afwerend gebaar. Én, in antwoord op vragen zei ze soms niet dood te willen. Volgens het OM woog de arts die uitingen te weinig mee voordat ze koos voor euthanasie.
Hoe kan de visie van het OM tegenover die van de rechtbank staan?
Die onwenselijke situatie is mogelijk doordat de wet voor meerderlei uitleg vatbaar is. Het OM stelt kort samengevat dat de bepalingen over de wilsverklaring pas laat in de geschiedenis van de wetsbehandeling aan de wettekst zijn toegevoegd. Vooral de vraag welke wilsuitingen als contra-indicaties zijn te duiden zou daardoor tijdens het debat in de Tweede en de Eerste Kamer te oppervlakkig aan bod gekomen zijn. Volgens de rechter had de wetgever genoeg oog voor het dilemma dat kan ontstaan als artsen de inhoud van een wilsverklaring moeten afwegen tegen de uitingen van een wilsonbekwame patiënt. De wet en de toetsingscommissies zeggen dan dat ze de euthanasieprocedure mogen vervolgen, maar eisen dan nóg meer behoedzaamheid. Het uiteindelijk besluit kan van patiënt tot patiënt verschillen. In elk geval moet een arts niet één maar twee onafhankelijke arts-consulenten raadplegen. En om zich ervan te vergewissen dat hij de wilsverklaring op de goede manier interpreteert, moet hij familieleden raadplegen over hun herinneringen aan de bedoeling van de patiënt toen de tekst werd opgesteld. Dat deed deze arts.
Opent het eindoordeel van dinsdag van de Hoge Raad de deur voor een verdere praktijkverruiming?
Ja. Allereerst doordat de raad zwart-op-wit stelt dat artsen bepaalde wilsuitingen terzijde mogen schuiven als ze maar kunnen onderbouwen waarom ze die irrelevant vinden. En verder doordat zij uitspreekt dat het vooraf verdoven van een demente patiënt, zodat deze geen weerstand kan bieden, past bij een medisch zorgvuldige uitvoering. Dat maakt de kans reëel dat euthanasie bij wilsonbekwamen met een wilsverklaring vaker zal worden toegepast. Mogelijk ook onder druk van de familie. Dat vooruitzicht is zorgelijk.
Bezorgdheid na „heftig” slotarrest euthanasiezaak
APELDOORN (RD). Het arrest van de Hoge Raad is door seculiere partijen in de Tweede Kamer met instemming begroet. De reacties van CDA, ChristenUnie en SGP waren ronduit bezorgd. „Nu de patiënt de wilsverklaring niet meer hoeft te kunnen bevestigen openen zich nieuwe dilemma’s”, stelt CDA-Kamerlid Van der Molen. „Hoe wegen kinderen en artsen de plezierige en minder plezierige momenten van de demente vader en moeder tegen elkaar af? Onvermijdelijk komt de vraag op tafel of ook over ondraaglijk lijdende dementerenden zonder wilsverklaring mag worden beslist.”
CU-Kamerlid Dik-Faber noemt het „heftig” dat artsen meer ruimte krijgen voor het interpreteren van een wilsverklaring. „Als euthanasie mogelijk wordt bij diepdemente patiënten die geen actuele bevestiging van hun doodswens kunnen geven, verzetten we een piketpaal. Dat raakt een grote groep kwetsbare mensen. Zij zijn dan overgeleverd aan de interpretatie van de doodswens door derden of aan druk vanuit de familie.”
SGP-Kamerlid Van der Staaij noemt de uitspraak huiveringwekkend. „Een betere bescherming van uiterst kwetsbaar leven is nodig, net als liefdevolle en hoogwaardige palliatieve zorg.”