Dung, die in januari 1975 opperbevelhebber van de Vietnamese strijdkrachten werd, leidde de Ho-Chi-campagne, een offensief van de communisten dat 30 april 1975 tot de inname van Saigon, de hoofdstad van het toenmalige Zuid-Vietnam leidde. De opmars van de communisten veroorzaakte grote paniek in de stad. De beelden van Zuid-Vietnamezen en Amerikanen die met helikopters van daken werden gehaald, staan velen nog in het geheugen gegrift.

Onder de communisten werd erover geruzied aan wie de inname van Saigon te danken was. Dung eiste de eer voor zich op, maar aanhangers van de bekendste communistische generaal, Vo Nguyen Giap, minister van Defensie van het toenmalige Noord-Vietnam, zeiden dat Giap de belangrijkste strateeg achter de opmars was geweest. Volgens geruchten zouden verscheidene militairen zich eraan hebben geërgerd dat Dung zoveel eer voor zich opeiste.

In 1980 werd Dung minister van Defensie van Vietnam. Zes jaar later werd hij uit het Politbureau van de Communistische Partij gezet. De partij zette toen de eerste stappen op weg naar invoering van de markteconomie. Dung werd verweten autoritair te zijn. Hij werd een jaar later als minister van Defensie vervangen.