Syrië herovert langzaam plaats in Arabische wereld
Nu het stof van de Syrische oorlog enigszins is opgetrokken, probeert Damascus zijn plek in de Arabische wereld weer in te nemen. Die toenadering kan niet op de sympathie van de VS rekenen.
Een week geleden kreeg de Syrische president Bashar al-Assad plotseling een telefoontje. Het bleek sheikh Mohammed al-Nahyan te zijn, de kroonprins van Abu Dhabi. Al geruime tijd kwamen er signalen uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) die erop wezen dat dit land voorzichtig toenadering tot Syrië zocht. De VAE moesten echter omzichtig manoeuvreren, omdat hun belangrijkste bondgenoot de Verenigde Staten sterk gekant was tegen een nieuwe Arabische openheid richting Damascus. Washington kon echter niet voorkomen dat de VAE al eind 2018 in alle stilte weer hun ambassade in de Syrische hoofdstad openden.
In Europese ogen bestaat er een wereld van verschil tussen het beleid van voormalig president Obama en diens opvolger Trump. In Arabische landen bespeurt men echter eerder een continuïteit. Obama werd er niet ten onrechte van beschuldigd dat hij geobsedeerd leek te zijn door Iran, waar hij een nucleair akkoord mee wilde sluiten. In de zomer van 2013 werden er in Syrië voor het eerst chemische wapens gebruikt waarmee de befaamde ”rode lijn” van Obama werd overschreden. Alom werd verwacht dat dit tot een Amerikaanse aanval op Syrië zou leiden.
Tot ontsteltenis van Washingtons bondgenoten in het Midden-Oosten werd deze Amerikaanse vergeldingsactie op het laatste moment afgeblazen. Obama vreesde namelijk dat Amerikaanse bombardementen op Syrië het zo fel begeerde nucleaire akkoord met Iran in gevaar zouden brengen. Teheran was immers op dat moment de belangrijkste steunpilaar voor het regime in Damascus. Zo werd Syrië een onderdeel van de Amerikaanse politiek richting Iran.
Dat laatste veranderde niet met de komst van de huidige Amerikaanse president Trump. Ook voor Trump werd Iran de belangrijkste kwestie in het Midden-Oosten. In tegenstelling tot zijn voorganger Obama zag Trump het land van de ayatollahs echter niet als onderdeel van de oplossing voor de problematiek in de regio. Trump zag Iran juist als de belangrijkste veroorzaker en bron van de problemen.
Voor de Arabische wereld was Iran echter niet het enige probleem. Saudi-Arabië, Egypte en de VAE worden momenteel als de belangrijkste Arabische landen beschouwd. Deze drie staten werden in toenemende mate door het buitenlands beleid van de Turkse president Erdogan gealarmeerd. De Turkse invasie in Noord-Syrië werd in de hele Arabische wereld –minus Qatar– in sterke bewoordingen veroordeeld. Toen begin dit jaar het Syrische en Turkse leger slaags raakten op Syrische bodem, kon Damascus rekenen op de sympathie van de voltallige Arabische wereld.
Het Iraanse probleem was plotseling op de achtergrond geraakt. Uiteraard was Washington hier niet echt gelukkig mee, maar steeds meer Arabische staten lagen hier niet wakker van. Ze namen het president Trump kwalijk dat hij de Turkse agressie in Syrië nauwelijks had veroordeeld. De VAE namen ondertussen op informele wijze de leiding van het anti-Turkse blok in het Midden-Oosten. In de Arabische wereld is bovendien de discussie op gang gekomen of men Damascus weer moet opnemen als lid van de Arabische Liga.