Meerdere landen in Europa organiseren vluchten om EU-burgers terug te halen die vanwege het coronavirus moeite hebben om weer thuis te komen. Zij doen dit via het zogenoemde mechanisme voor civiele bescherming van de EU, waardoor tot driekwart van de kosten door de EU worden gedragen. Nederland doet vooralsnog niet mee, blijkt uit een overzicht van de Europese Commissie.

België bracht dit weekend met hulp van dat programma 223 EU-burgers terug uit Tunesië. Duitsland doet dat vanuit Egypte, Marokko, Tunesië, de Filipijnen, Argentinië en de Dominicaanse Republiek. Vliegtuigen uit Letland zullen EU-burgers terugbrengen vanuit Georgië en toestellen uit Litouwen doen dat vanuit Indonesië.

Tsjechië organiseert repatriëringsvluchten voor Egypte, Vietnam en de Filipijnen en Polen voor Tsjaad, Soedan, Nepal en de Malediven. Het Verenigd Koninkrijk vliegt Britten en andere Europeanen terug uit Peru.

Met het mechanisme zijn sinds het begin van de uitbraak in totaal 1381 EU-burgers teruggehaald: uit het Chinese Wuhan, Japan, Californië, Marokko en Tunesië. Nederland heeft vooralsnog geen vluchten via dit instrument georganiseerd. Wel heeft de overheid landingsrechten geregeld voor bijvoorbeeld repatriëringsvluchten van Transavia naar Marokko.

Hoeveel Europeanen op verre bestemmingen naar huis willen is onduidelijk. De kwestie staat op de agenda van overleg dat de EU-ministers van Buitenlandse Zaken maandag voeren.