„Lefgozers een gevaar voor de brandweer”
Hij kreeg zijn opleiding in de tijd dat je als brandweerman een trap op moest waar halverwege treden uitgezaagd waren. „Als je niet oplette, lag je een paar meter lager.” Zulke dingen mogen niet meer van de Arbo-dienst, weet Leo Stapelbroek. „In Engeland zijn ze een stuk soepeler. Daar gooien ze rustig een brandbom naar beneden als jij net bezig bent naar boven te klimmen.” Zo hoort het, vindt de Amersfoortse brandweerman. „Als we niet oppassen, krijgen we papieren brandweermensen die alleen maar droog oefenen.”
Brandweerkorpsen doen te weinig aan bijscholing. Het ontbreekt hen aan geld en geschikte locaties om realistisch te oefenen. Aldus een alarmerend rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid dat minister Remkes (Binnenlandse Zaken) dinsdag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Wat de gevolgen kunnen zijn van gebrekkig opgeleid brandweerpersoneel werd duidelijk bij de brand op zondag 23 maart vorig jaar in de Haarlemse Koningkerk. Tijdens het blussen kwamen drie brandweerlieden om het leven, mede als gevolg van onvoldoende opleiding en ervaring.
Stapelbroek, al meer dan dertig jaar bij de brandweer, herkent de problemen die de inspectie schetst. „Vooral brandweerkorpsen in kleinere gemeenten tobben ermee. Ze krijgen te weinig geld om te oefenen, terwijl dat juist extra belangrijk is omdat ze veelal met vrijwilligers werken. Daarnaast rukken ze relatief weinig uit, waardoor ze niet veel ervaring opdoen.”
Met de kwaliteit van de Amersfoortse brandweer zit het snor, aldus Stapelbroek, chef operationele zaken en één week in de maand officier van dienst. „Ik meen dat wij als hulpverleningsdiensten zelfs een grote calamiteit als de brand in Enschede aankunnen.” Hij voegt er eerlijk aan toe dat dat niet altijd zo is geweest. „We zijn enkele jaren geleden bewust een inhaalslag gestart om de opleiding van onze brandweermensen te verbeteren. We werken met vijftig beroepskrachten en tachtig vrijwilligers. Ze krijgen allemaal een training in een groot oefencentrum in Engeland waar ze werkelijk alles op het gebied van brandbestrijding en slachtofferhulp kunnen nabootsen. Ook beginnen we volgende maand een proefproject in een oefencentrum in Zweden.”
Stapelbroek (55) snijdt hiermee tegelijk een probleem aan: Nederland mist dergelijke oefencentra. „Er zijn wel mogelijkheden om te oefenen in Vlissingen, Rotterdam en Ede, maar allemaal kleinschalig. Voor het grote werk moeten we echt naar het buitenland.” De Amersfoortse brandweerman is voorstander van een mega-oefencentrum in eigen land, hoewel hij ook een nadeel ziet. „Zit je dichtbij, dan zijn er altijd mensen die ’s avonds zonodig naar huis moeten. In het buitenland houd je de groep makkelijker een aantal dagen bij elkaar.”
Verscherpte Arbo- en milieuregels leggen brandweeroefeningen in Nederland aan banden, aldus Stapelbroek. „Lang niet alles wat we vroeger deden, mag nu nog. Ik heb daar best begrip voor, maar het stelt de brandweer wel voor problemen. Hoe blijven we onze mensen voldoende realistisch trainen? Droog oefenen is leuk, maar als ik geen rook of vuur zie, loop ik door. In het echt is dat niet altijd verstandig.”
Een goede opleiding begint met een goede selectie, benadrukt Stapelbroek. „Onze mensen krijgen een zware psychologische test van ’s morgens acht tot ’s avonds zeven. Dan zijn ze helemaal gaar, maar wij weten wel of we het juiste vlees in de kuip hebben.” Aan stoere binkies heeft Stapelbroek geen behoefte. „Als je één keer rode oren hebt opgelopen, is de stoerheid eraf. Lefgozers zijn een gevaar voor de brandweer. We willen mensen die standvastig, sportief, stressbestendig en sociaal zijn.”
Het fitnesscentrum in de Amersfoortse brandweerkazerne is elke dag bezet. „Lichamelijke conditie is belangrijk”, zegt Stapelbroek, „maar tegenwoordig is er terecht ook veel aandacht voor de psychische belasting. Brandweermensen maken gruwelijke dingen mee die je wel moet verwerken. Bij elk incident met dodelijke afloop hebben we de mogelijkheid om met het bedrijfopvangteam na te praten.”
Elke maand staat een onderdeel van het brandweerwerk centraal tijdens de oefeningen, aldus Stapelbroek, die zelf trainingen verzorgt. „Aan het eind van de rit krijgt iedereen een toets. Is het resultaat onvoldoende, dan volgt extra oefening.” De wet schrijft voor dat professionals minimaal 185 uur per jaar moeten oefenen en vrijwilligers 100 uur. Veel oefeningen vinden plaats in de eigen brandweerkazerne. Die hoeven nauwelijks geld te kosten. Anders wordt het met de trainingen in Engeland en Zweden. Stapelbroek: „Dan praat je al gauw over 3000 euro per persoon.”