Jatras, die voor de Republikeinen werkte, had een analyse van de Joegoslavië–problematiek gemaakt in etnische termen. Hij moest dat zo herschrijven dat de Serviërs als communisten werden geafficheerd en de andere volkeren als democratisch. Zo ontstond een „gekleurde waarneming". Jatras wilde zijn naam niet meer verbonden zien aan het rapport.

Jatras sprak tevens van Iraanse wapenleveringen en Saoedische steun aan Bosnië, die door de Clinton–regering oogluikend werd toegestaan ondanks het internationale wapenembargo tegen ex–Joegoslavië. Die ’wapenpijpleiding’ is van belang voor de beoordeling van het gedrag van Milosevic, aangezien hier een andere macht meedeed aan een offensief tegen zijn land, aldus Jatras.

De Amerikaanse steun aan moslimstrijders in Bosnië en Kosovo heeft bijgedragen aan de groei van een wereldwijd netwerk van moslimstrijders, „aan wat wij nu al–Qeada noemen", aldus Jatras, die daarmee een eerder door Milosevic geuite visie onderschreef.