Dat standpunt blijkt uit een enquête die de 29 ministers van Landbouw van landen en kandidaat–landen van de Europese Unie op initiatief van minister Veerman hebben ingevuld. „Als je de enquête beziet, zie je grote meerderheden om op dit punt stappen te zetten", zei Veerman maandag in Rotterdam. De ministers zijn tot en met dinsdag bijeen in Nederland voor de informele landbouwraad. Veerman wil hiermee de aftrap geven voor de discussie wie – overheid of markt – welke taken verricht bij de voedselcontrole.

De algemene teneur onder zijn collega–ministers is volgens Veerman een „kleinere overheid, minder lasten en minder bureaucratie". In de peiling schaart 76 procent van de 29 bewindslieden zich achter het idee dat de verdeling van de verantwoordelijkheid voor goed en veilig voedsel tussen overheid en markt opnieuw bekeken moet worden. Daarnaast is 12 procent tegen deze heroverweging. De discussie draait vooral om het hoe. Wat en op welke manier geeft de overheid een deel van de controle aan het bedrijfsleven zonder dat dat een kwaliteitsverlies of risico oplevert.

De landen reageren verdeeld op de vraag of de belangen van de consumenten in goede handen zijn bij de grootwinkelbedrijven. Bijna de helft (46 procent) denkt volgens de enquête van niet. Meer vertrouwen is er in keurmerken van particuliere sectororganisaties, zoals KKM voor melk en IKB voor varkensvlees.

Dat de markt wat meer te zeggen krijgt over de controle op het voedsel betekent volgens de minister niet dat alles alleen nog maar aan de sector wordt overgelaten. In tijden van een voedselcrisis is „de overheid de baas", verzekert Veerman. In de ogen van de Duitse landbouwminister Künast is en blijft controle op veilig voedsel een overheidstaak, vergelijkbaar met politiewerk.