Iran werd groot, mede dankzij het Westen
Er is nauwelijks een regime denkbaar dat zwaardere sancties te verduren heeft dan het Iraanse. Toch wist het land zich te ontwikkelen tot een geduchte speler in het hele Midden-Oosten. Hoe heeft de Islamitische Republiek dat klaar kunnen spelen?
Toen op 1 februari 1979 de Iraanse ayatollah Khomeini in Teheran de vliegtuigtrap afdaalde na een ballingschap in Parijs, was de Iraanse bevolking uitzinnig. Drie miljoen Iraniërs heetten hem welkom. Na het dictatoriale regime van de sjah, onder wie een enorme kloof was ontstaan tussen arm en rijk, lachte de toekomst Iran weer toe.
Dat werd niet alleen in Teheran zo gevoeld. De Islamitische Revolutie in Iran creëerde een sfeer van hoop en verwachting in het hele Midden-Oosten. Op straat in Damascus, Bagdad en Beiroet werd Khomeini toegejuicht als ware hij een verlosser. Zelfs niet-sjiieten gingen mee in de dromen van vernieuwing en vrijheid die vanuit Teheran werden voorgespiegeld.
Doodseskaders
Het pakte allemaal anders uit. De diversiteit in Iran werd gesmoord zodra de ayatollah de touwtjes stevig in handen had. De veelbelovende omwenteling mondde uit in een sjiitische dictatuur waar doodseskaders genadeloos afrekenden met dissidenten.
Internationaal werd Iran steeds meer een paria. Het land stelde zich op als openlijke vijand van met name de Verenigde Staten en Israël, die als de Grote en de Kleine Satan werden betiteld. Ambassades werden gesloten, bankrekeningen bevroren.
Zeker toen Iran het atoomprogramma van voor de revolutie weer nieuw leven wilde inblazen, gingen in het Westen en in Israël alle alarmbellen af. Vanaf 2006 werden in stappen steeds meer economische sancties tegen Iran ingesteld.
Toch bleef de Iraanse invloed in de regio groeien – de laatste jaren zelfs meer dan ooit. Hoe kan dat? De belangrijkste reden daarvoor is dat Iran op grote schaal heeft kunnen profiteren van de opstanden die het Midden-Oosten sinds 2011 teisteren, vooral in Arabische landen. Die zogeheten Arabische Lente heeft nauwelijks winnaars opgeleverd, maar als er dan toch een winnaar moet worden aangewezen, is het Iran.
Presenteerblaadje
Dat heeft, hoe paradoxaal het misschien ook klinkt, voor een belangrijk deel te maken met de westerse politiek in het Midden-Oosten. Het voorbeeld van Syrië toont dat aan. Nadat in 2011 opstanden in Syrië uitbraken, hebben de meeste westerse landen pogingen gedaan om president Assad uit dat land weg te krijgen.
Daarmee dreven ze hem echter regelrecht in de armen van Rusland en, inderdaad, Iran. Het regime in Teheran kreeg zo als het ware op een presenteerblaadje de mogelijkheid voor meer invloed in Syrië aangeboden – een mogelijkheid die de nu geliquideerde generaal Qassem Soleimani met beide handen aangreep.
Nog duidelijker is het verhaal van Irak. Daar was tot 2003 Saddam Hussein aan de macht, een soennitische dictator en aartsvijand van Iran. Het Irak van Saddam en het Iran van de ayatollahs vochten in de jaren tachtig een zeer bloedige oorlog uit. Iran kon niet verslagen worden, maar kon evenmin een vuist maken om Saddam terug te pakken.
Maar alles veranderde toen Saddam na de Amerikaanse inval in 2003 aan de kant werd gezet. Vanuit Teheran werd dat met gejuich begroet: de VS ruimden, gratis en voor niets, Irans staatsvijand uit de weg.
Er kwamen verkiezingen in Irak en een kind kon de berekening maken wie die zou winnen: sjiitische partijen, omdat de meerderheid van de bevolking in Irak sjiitisch is. Veel ervaring met het landsbestuur hadden de Iraakse sjiieten begrijpelijkerwijs niet. Ze waren door Saddam immers lange tijd gemarginaliseerd. Gelukkig was daar een behulpzame buurman die niet te beroerd was om een handje te helpen – en zelfs in zo’n mate dat Irak de laatste jaren in politiek opzicht feitelijk een dependance van Iran is geworden.
Poppetjes
Het patroon is helder. Hoewel de Amerikaanse inzet erop was gericht om Iran in te kapselen, heeft datzelfde westerse ingrijpen mede de weg geopend voor meer Iraanse invloed in het Midden-Oosten. Iran werd daarbij geholpen door de onrust in de regio en door de specifieke bevolkingssamenstelling van met name Syrië, Irak, Libanon en Jemen.
Er zijn nog andere redenen waarom Iran sterker is dan je zou verwachten. Eén daarvan is het aantal poppetjes. Iran heeft een bevolking van meer dan 80 miljoen zielen, vergelijkbaar met Turkije. In de regio gaat alleen Egypte daar nog overheen en dat maakt Iran in potentie tot een militair en economisch zwaargewicht.
Die positie van Iran is trouwens niet nieuw – integendeel. Het roemruchte oude Perzië is door de eeuwen heen altijd een economische en militaire grootmacht geweest. Het moderne Iran draagt die rijke geschiedenis van heerschappij met zich mee tot in zijn haarvaten.
Er doet een filmpje de ronde van Qassem Soleimani als jonge strijder, zo’n dertig jaar geleden. Daarin spreekt hij al over zijn droom om de glorie van de Arabieren te vernietigen, zodat de hoogtijdagen van het Perzische Rijk zullen terugkeren. Iran hoort, in elk geval in eigen beleving, tot het selecte groepje dat geroepen is een leidende rol in het Midden-Oosten te spelen.
Zwaar weer
Dat die dromen niet volledig zijn waargemaakt, komt voor een belangrijk deel door de sancties die tegen Iran zijn ingesteld. Want hoewel Iran zijn politieke macht de afgelopen jaren steeds verder heeft uitgebreid, verkeert het in economisch opzicht wel degelijk in zwaar weer.
De middenklasse van het land is als gevolg van de sancties sterk verarmd – in feite was dat een van de redenen waarom de huidige, relatief gematigde president Rohani in 2013 werd verkozen. Hij beloofde de banden met de rest van de wereld weer aan te halen, zodat de economie weer uit het slop zou kunnen komen.
Het leek er even op dat dit zou lukken, doordat Iran in 2016 een atoomakkoord sloot met onder meer de VS en de EU. Maar Washington heeft dat akkoord doodverklaard en deze week kondigde Trump aan de sancties nog verder te zullen verzwaren.
Daarom moet het Iraanse regime zich nu op het onmogelijke voorbereiden. Uit pure armoede en wanhoop komen Iraanse burgers met steeds grotere regelmaat in opstand. Dat gebeurde al in 2009 en recent twee keer in korte tijd: in 2017 en eind 2019. In alle gevallen werden de opstanden keihard en bloedig neergeslagen.
„We bevinden ons in de moeilijkste dagen sinds de revolutie”, zei president Rohani tijdens de opstanden van afgelopen november. Maar waarschijnlijk moeten de moeilijkste dagen nog komen.
Sjiitische halvemaan sluit zich rond Israël
Een sjiitische halvemaan, die zich uitstrekt van Iran tot aan de Middellandse Zee. Dat is sinds jaar en dag het grote ideaal van Teheran. In het realiseren van die droom lijkt de Islamitische Republiek ook behoorlijk te slagen.
Sinds de Islamitische Revolutie kent Iran officieel twee grote staatsvijanden: de Grote en de Kleine Satan – Amerika en Israël. Ruim veertig jaar lang heeft Teheran inmiddels alle mogelijke pogingen in het werk gesteld om die aartsrivalen te bestrijden.
De Verenigde Staten –en de westerse cultuur waar zij model voor staan– moesten het vooral indirect ontgelden. Omdat Amerika zich nu eenmaal op afstand bevindt. Maar ook voor die strijd waren middelen genoeg voorhanden. Variërend van het weren van alle westerse invloeden in Iran, tot het actief steunen van gewapende conflicten tegen bondgenoten van de VS.
Israël is een ander verhaal. De Joodse staat maakt onderdeel van het Midden-Oosten uit, hoezeer het bestaansrecht ook door landen in de regio wordt betwist. Dat biedt Iran territoriale voordelen, want de afstand is aanzienlijk kleiner. En daar heeft Teheran de afgelopen decennia dan ook volop gebruik van gemaakt.
Via een weloverwogen strategie van politieke infiltratie, financiële en militaire steun en het mobiliseren van ideologisch gelijkgezinden, is Iran erin geslaagd een omvangrijke halve cirkel rond Israël aan zijn invloedssfeer toe te voegen. Van Teheran, via Irak, Syrië en Libanon, tot aan de kust van de Gazastrook, probeert de Islamitische Republiek het net rond de Joodse staat te sluiten.
Geduld was een belangrijke voorwaarde om die doelstelling te realiseren. Maar stukje bij beetje dienden de mogelijkheden zich aan. Als eerste in Libanon, waar Iran sinds jaar en dag via de sjiitische Hezbollahbeweging een directe uitvalsbasis aan de noordgrens van Israël heeft. Dat vertaalde zich de afgelopen decennia in heftige confrontaties, waarvan de Libanonoorlog van 2006 het meest in het oog springende voorbeeld is. En nog altijd vormt Hezbollah, met haar omvangrijke raketarsenaal, een van de belangrijkste bedreigingen voor de Joodse staat.
In de andere delen van de beoogde sjiitische halvemaan moest Iran zijn kans afwachten. In buurland Irak kon Teheran pas écht zijn tentakels uitstrekken na de –nota bene door het Westen gerealiseerde– val van de soennitische dictator Saddam Hussein. Maar daarna breidde de Iraanse invloed in het Tweestromenland zich ook gestaag uit. De jarenlang onderdrukte sjiitische meerderheid veroverde al snel de politieke macht in Bagdad. En via het opzetten van nieuwe en het steunen van bestaande sjiitische milities in Irak won Teheran ook aan militaire invloed.
Chaos was de belangrijkste bondgenoot van de verspreiders van de Islamitische Revolutie. Eerst in Irak. En vanaf 2011 ook in Syrië. De Arabische Lente verplichtte Iran enerzijds bondgenoot Bashar al-Assad te hulp te schieten. Maar anderzijds bood het ook een uitgelezen mogelijkheid om de Iraanse militaire aanwezigheid tot dicht aan de grenzen van Israël op te voeren.
Om de halve cirkel om Israël rond te krijgen, zocht Teheran ook toenadering tot radicale Palestijnse bewegingen in Gaza. Eerst tot de Islamitische Jihad, maar later ook tot Hamas, die de dienst in de kuststrook uitmaakt. Hoewel Hamas een soennitische groepering is, blijkt de haat tegen Israël een sterkere factor dan de religieuze verschillen.
In een tijd waarin raketten geen rekening meer met landgrenzen houden, lijkt een territoriale omsingeling van Israël misschien achterhaald. Voor Iran is het echter op zijn minst nog een uitstekend plan B. Een landbrug richting Israël biedt in elk geval een logistieke mogelijkheid om wapentuig goedkoop aan te voeren. En het is vooral een symbolische overwinning voor de sjiitische machthebbers dat zij de Joodse aartsvijand tot op enkele kilometers genaderd zijn.
Vanzelfsprekend zijn die strategische en ideologische aspiraties in Jeruzalem niet onopgemerkt gebleven. Vooral niet toen die vergezeld gingen van vermeende Iraanse aspiraties om kernwapens te verwerven, om de status van regionale grootmacht van het land definitief op het wereldtoneel gestalte te geven.
Op diplomatiek niveau zette de Israëlische premier Benjamin Netanyahu het Iraanse nucleaire gevaar keer op keer op de kaart – niet in de laatste plaats tijdens zijn toespraken tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Op militair gebied heeft Israël de afgelopen jaren honderden aanvallen op doelen in Syrië en Libanon uitgevoerd.
In de meeste gevallen ging het om het uitschakelen van wapentransporten richting buitenlandse bondgenoten van Iran. Maar in toenemende mate neemt Israël ook Iraanse doelen in de buurlanden direct op de korrel. Jeruzalem wil koste wat kost voorkomen dat de Islamitische Republiek militair vaste voet aan de grond krijgt aan de grenzen van de Joodse staat.
Met het mogelijke vertrek van de VS uit de regio lijkt Israël steeds meer op zichzelf aangewezen. Analisten voorspelden al dat Israël in de toekomst daarom alleen tegen Iran ten strijde zal moeten trekken. Het sluiten van de sjiitische halvemaan zal daar een grote rol in spelen.