Voordringen was er bij René Lalique niet bij
René Lalique wist wat hij waard was. En dat beseften de koningshuizen en zeer rijken ook. Het was niet alleen een eer dat Lalique opdrachten van hen kreeg, het was ook andersom: je mocht blij zijn als Lalique de opdracht aannam.
Er was één duidelijke voorwaarde. Voordringen was er niet bij, ieder moest wachten op zijn beurt. Het jonge bruidspaar Juliana en Bernhard zat al bijna een jaar in de villa bij Paleis Soestdijk toen eindelijk een bestelling van vier schaalluchters werd afgeleverd. Het was een huwelijkscadeau van de schare ambassadeurs, het corps diplomatique, die diep in hun beurs tastten. Omgerekend naar nu haalden ze zo’n 40.000 euro bij elkaar. Voor zoveel geld kon een prachtige kroonluchter model ”Copenhague” worden besteld bij Lalique. In brieven van de gezant uit Parijs, jonkheer Loudon, is te lezen dat er zelfs geld over was; genoeg voor wat tafelornamenten. Nog bleef er geld in de beurs. Niet genoeg voor vijf, wel voor vier schaalluchters. Al deze voorwerpen zijn nu in het Doesburgs Lalique Museum te zien.
Ergens in de rij wachtenden voor het atelier van Lalique stonden ook George VI en Elizabeth van het Britse koningshuis om onder meer een glasservies te bestellen. En leden van de Zweedse kroon. Een voor koningin Victoria bestemde handspiegel ging bijna een jaar later, in 1913, over de toonbank. Zelfs verwaardigde prins Yasuhiko Osaka uit Tokio aan te sluiten in de stoet teneinde werk van Lalique in huis te krijgen. Museum Lalique kreeg voor de tentoonstelling een paneel uit de glazen deur van het keizerlijk paleis in bruikleen.
Behalve glaskunst zijn in de Doesburgse tentoonstelling ook juwelen van de hand van Lalique te zien. Ook in juwelen (voor 1905) verwerkte hij al glas en glasemaille. Hij vond dat de waarde van een sieraad niet bepaald moest worden door de hoeveelheid edelstenen en goud (”de som van de grondstoffen”) maar door de uitstraling van het kunststuk zelf.
Het thema van de tentoonstelling, ”Koninklijk licht”, bevat wat dubbele bodems. In de eerste plaats verwijst het natuurlijk naar de glazen lichtornamenten: kroon- en schaalluchters en tafellampen. Maar het legt ook een verband met de vorige tentoonstelling, ”Oosters licht”, waarin de invloed van Japan op de westerse kunst tijdens de art nouveau belicht werd.
Er was nog een aspect: Lalique gebruikte elektrisch licht om zijn ornamenten van binnen te verlichten. De kunstenaar kende als juwelier alles van lichtbreking in facetgeslepen edelstenen. Zo zag hij kans om het licht door de afbeelding heen te laten schijnen, maar niet door het omliggende vlak. De afbeelding in reliëf raakte dus gescheiden van de achtergrond. Het is een natuurkundig fenomeen waarvan Lalique gebruikmaakte. Om de armatuur van het lampje weg te werken, bouwde hij dat in in de sokkel waarop het kunstwerk rustte.
”Koninklijk licht” is tot en met 20 juni 2021 te zien in Lalique Museum in Doesburg.