Opinie

Column: Naast economie ook economiek

Een ramp is het niet. Wereldschokkend evenmin. En toch moet me iets van het hart. Zolang ik over economie schrijf, zeker zo’n tien jaar, loop ik aan tegen een tekortkoming van de Nederlandse taal. Het gaat om de hiervoor gebruikte term ”economie”. Een prachtig woord natuurlijk, met een respectabele geschiedenis. Maar helaas – en dat is het punt – is niet direct duidelijk wat ik er in dit verband mee wil zeggen. Doel ik op de economie waar de krant dagelijks een pagina aan wijdt, zeg maar het geheel van productie, distributie en consumptie in de samenleving? Of bedoel ik te zeggen dat ik al sinds jaar en dag schrijf over de economische wetenschap, die we ongelukkigerwijs met hetzelfde woord aanduiden?

Dr. J. W. Hengstmengel
30 December 2019 11:07Gewijzigd op 16 November 2020 17:51
De Britten onderscheiden tussen ”economy” (economie van alledag) en ”economics” (wetenschap die haar bestudeert). Foto: Londens financiële district Canary Wharf. beeld AFP, Adrian Dennis
De Britten onderscheiden tussen ”economy” (economie van alledag) en ”economics” (wetenschap die haar bestudeert). Foto: Londens financiële district Canary Wharf. beeld AFP, Adrian Dennis

Het komt in onze taal uiteraard veel vaker voor dat een woord verschillende betekenissen heeft. Wanneer die betekenissen sterk uiteenlopen, spreken taalkundigen van een ”homoniem”. Een bekend voorbeeld is het woord ”bank”, dat afhankelijk van de context duidt op een zitmeubel of een geldinstelling. (Homoniemen hoeven overigens niet dezelfde herkomst te hebben, maar hebben dat in dit specifieke geval wel: geldbanken ontlenen hun naam aan de banken waarop in vroeger tijden de geldwisselaars gezeten waren.) ”Economie” valt echter in een andere categorie. Het heeft verschillende betekenissen die inhoudelijk verwant zijn. ”Polysemie” heet dat, als ik mij goed heb laten informeren. De economie waar de krant over schrijft, de economische wetenschap en, in een derde betekenis, economie als spaarzaamheid: ze hebben alles met elkaar te maken.

Evengoed ben ik jaloers op onze westerburen aan de overzijde van Het Kanaal. Die zijn in het verleden een onderscheid gaan maken tussen ”economy” en ”economics”. Met het eerste woord duiden zij de economie van alledag aan, met het tweede de wetenschap die haar bestudeert. Hadden wij ook maar zo’n tweetal in het Nederlands. Dan zou ik in mijn stukjes over de economie als wetenschap (die economie, ja) niet langer hoeven toe te lichten over welke economie ik het eigenlijk heb.

Vrijwel alle Europese talen kennen een vergelijkbaar woord voor economie. Van ”economi” tot ”økonomi” en ”economia” – alleen de Duitsers liggen dwars met hun ”Wirtschaft”, al kent men daar ook ”Ökonomie”. Ze gaan alle terug op het Grieks. De oude Grieken gebruikten het woord voor het beheer of bestuur van de ”oikos”, een huis met landerijen. Met ”oikonomia” werd de huishouding bedoeld en met ”oikonomos” een econoom, in de zin van beheerder of rentmeester. Verder duidde ”oikonomikos” op een kundige econoom, een huishoudkundige dus, en ”oikonomike” op de huishoudkunde als vakgebied.

Vandaag de dag heeft economie een ruimere betekenis. Daar komt dus bij dat ”oikonomia” en ”oikonomike”, economie als praktijk en de kunde, in het Nederlands zijn gefuseerd. Wat zou u ervan zeggen als we die twee weer scheiden? Laten we ”economie” dan blijven gebruiken voor de economie waarover de krant bericht. En zullen we de economische wetenschap dan voortaan aanduiden met ”economiek”? Het mag op het eerste gezicht wat vreemd ogen, maar het woord past goed in een rijtje als ethiek, politiek en logistiek. Helemaal nieuw is het ook niet. Ik trof ”(o)economiek” al aan in enkele 18e-eeuwse teksten, maar dan in de zin van ”economisch”. Eén 19e-eeuwse tekst gebruikt het woord voor de economie als wetenschap.

Leuk en aardig, zult u denken, maar zijn er geen urgentere zaken om een column aan te wijden? Staan we niet voor grote economische en klimatologische uitdagingen die onze aandacht vragen? Ongetwijfeld. Maar welbeschouwd lever ik daar met mijn taalsuggestie ook een zeer bescheiden, praktische bijdrage aan. Let wel, het woord ”economiek” is meer dan de helft korter dan ”economische wetenschap”. Taaleconomie heet dat met een technische term. Dus steeds als we het nieuwe woord verkiezen boven het oude, sparen we meer dan de helft van de inkt uit. Misschien een druppel op een witte plaat, maar alle beetjes helpen. En mij en mijn collega-schrijvers doet u er veel plezier mee.

De auteur is werkzaam aan de Tilburg School of Catholic Theology. Zijn onderzoek richt zich op de verhouding tussen theologie en economie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer