Jongere in Syrië wil nog altijd weg
De oorlog in Syrië heeft de dromen en verwachtingen van een hele generatie weggevaagd. Eén droom is echter sterker geworden: die van migratie. Honderdduizenden jongeren hopen op een kans om elders opnieuw te beginnen. Vier portretten van christelijke studenten vanuit een land in puin.
„Ik hoop op een toekomst in Amerika”
Wie: Ahmed Abdulrahman
Uit: Latakia
Leeftijd: 24
Studie: computertechnologie
„Als kind had ik het niet makkelijk. Ik werd vaak gepest en geslagen op school. Bovendien was het thuis ook geen pretje. Ik zal niet zeggen dat mijn ouders me haatten, maar ook zij sloegen me regelmatig. Met de slang van de wasmachine.
Ik was blij dat ik in 2012 naar de universiteit van Latakia kon. Daar begon ik met de studie computertechnologie. Het was een nieuwe start. Eindelijk kreeg ik vrienden.
Maar intussen was de oorlog uitgebroken. In het tweede jaar van mijn studie ging het helemaal mis. Mijn familie verhuisde naar Tartus. Van onze financiële positie bleef weinig over. Soms had ik 1000 Syrische pond voor de hele week – dat is nog geen 2 euro. Er waren tijden dat ik alleen brood at met zatar; een populair kruidenmengsel.
Toch heeft niet de oorlog als zodanig me het meest beïnvloed. Ik was vooral bezig met God. Ik ben opgegroeid in een alawitische familie, samen met een broer en twee zussen. Maar als student had ik geen idee wat de waarheid was. Op een nacht schrok ik wakker. Het voelde alsof iemand me in mijn rug stak. Alsof er heel veel boze geesten in de kamer waren. Ik kon alleen roepen: God, help me!
Een meisje dat ik kende van de universiteit vertelde me over Jezus. En opnieuw. Ze bleef dingen sturen. Filmpjes, liederen. Ik begon te luisteren. En ik bleef luisteren. In die periode ben ik de Bijbel gaan lezen en tot geloof gekomen.
Ik woon nu op mezelf in een huis in Latakia, met drie andere singles. Terug naar mijn familie is lastig omdat niet iedereen accepteert dat ik nu christen ben. Mijn moeder zei dat ik een kafir, een ongelovige, ben geworden. Mijn zus vertelde dat mijn moeder een zenuwziekte had ontwikkeld en dat het mijn schuld is. Gelukkig accepteert mijn vader mijn keuze. Maar hij vindt wel dat ik moet zorgen dat ik er geen last van heb op de maatschappelijke ladder.
Ik weet niet goed hoe het verder moet. Ik geef kinderen in Latakia Engelse les, maar ik heb geen echte baan en ik heb ook mijn studie niet afgemaakt. Waar ik het meest tegenop zie, is het leger. Ik heb het leger al eens weten te ontlopen en over vier maanden moet ik dienst nemen. Dat lijkt me verschrikkelijk. Vroeger, voor de oorlog, wist je dat de diensttijd een jaar en zeven maanden duurde. Maar nu kan het zomaar tien jaar zijn. Je weet nooit of en wanneer je er weer uit komt.
Ik hoop eerlijk gezegd dat mijn toekomst buiten Syrië zal zijn. In Australië, of in Amerika. Maar als God me hier wil houden, dan zal ik er zijn. Ik geloof dat Hij iets gaat doen. Ik weet alleen nog niet wat.”
„Ik ben al Duits aan het leren”
Wie: Ritta al-Asaffin
Uit: Damascus
Leeftijd: 21
Studie: geneeskunde
„Ik woon in Damascus met mijn vader, moeder en mijn jongere zus. Mijn ouders verhuisden daarheen toen ik 2 jaar oud was. We wonen sindsdien in de wijk Jaramanah, aan de oostkant van de stad. Daar was de oorlog nooit ver weg. Luchtbombardementen kwamen vaak voor. En enorm veel explosies. Ik herinner me dat het glas van de ramen een keer brak door de kracht van de ontploffingen.
In die tijd konden we absoluut niet naar buiten gaan. Maar natuurlijk was het wel de bedoeling dat we naar school gingen. Daarom woonden we in die tijd bij mijn oom. Dat was dichterbij school en veiliger.
Ik heb nog altijd beelden in mijn hoofd van gewonde mensen op straat. Van bloed op de straatstenen. Ik kan de geur van dode mensen nog ruiken.
De meeste aanvallen waren niet op onze wijk gericht, maar op Douma en Oost-Ghouta, waar een heftige strijd is gevoerd. Dat is niet zo ver van waar wij wonen.
Een jaar of drie geleden raakte ik steeds depressiever vanwege de oorlog. In de kerk vond ik niet wat ik nodig had. We gingen toen nog naar een rooms-katholieke kerk, maar ik had het gevoel dat alles daar heel oppervlakkig was. Samen met mijn zus begon ik naar een baptistengemeente te gaan in Damascus. Daar kwamen diepe leerstukken over Jezus aan de orde, en ook onderwijs uit het Oude Testament. Ik wist daar tot dan toe niets van. Dat onderwijs maakte de Bijbel levend voor mij. Het maakte dat ik weer hoop en verwachting kreeg. Mijn zus en ik begonnen dagelijks te bidden en we konden voor de kerk aan de slag door kinderen te onderwijzen. Ik werd weer vrolijk. Sinds die tijd bezoeken ook mijn ouders deze gemeente.
Intussen was ik begonnen aan de studie geneeskunde aan de Universiteit van Damascus. Nu ben ik in het vierde jaar van mijn studie. Het gaat redelijk goed en ik voel me best blij. Dat klinkt misschien raar, maar de oorlog in Damascus is zo goed als voorbij. Al bijna twee jaar voel ik me niet meer bang.
Toch zie ik mijn toekomst niet hier. De salarissen zijn hier erg laag – gemiddeld zo’n 40 dollar per maand. Bovendien lijdt bijna iedereen hier aan zwaarmoedigheid. Ik wil blij kunnen zijn in een blije samenleving. Het liefst ga ik naar Nederland of Duitsland, omdat daar familie woont. Ik ben zelfs al een beetje Duits aan het leren. En vaak droom ik weg bij plaatjes van Amsterdam. Die stad ziet er voor mij uit als de hemel op aarde.
Maar ik wil niet voor altijd vertrekken. Na een jaar of tien zou ik wel weer terug willen komen. Ja, echt. Ik kom terug. Want ik houd van mijn land.”
„Ik wil naar Rusland en daarna terug”
Wie: Thaeir Saad
Uit: Homs
Leeftijd: 27
Studie: bouwkunde
„Ik ben geboren in Bahour, een dorpje in de Wadi Nasara – de Vallei der Christenen. Dat is de streek in het westen van Syrië waar bijna alleen christenen wonen. Mijn ouders hebben daar een boerderij waar ik samen met mijn oudere broer en mijn jongere zus opgroeide.
In de winters trekken we doorgaans naar de stad Homs, waar we ook een huis hebben. Daar heeft de oorlog enorme schade aangericht. In onze wijk wonen vooral christenen en alawieten. Even verderop is een soennitische wijk en vanuit die wijk zijn heel wat gevechten met het Syrische leger gevoerd.
Ik herinner me nog erg goed hoe iemand van het Syrische leger mij en mijn vriend vroeg om een soldaat weg te brengen. Hij moest een kilometer verderop zijn. Hij kwam bij ons in de auto zitten, maar dat werd gezien door soennitische rebellen. Zij waren er direct van overtuigd dat wij het leger hielpen en openden het vuur. We zagen de explosies voor ons en een andere vlak naast de auto. Maar God beschermde ons en we zijn er veilig doorheen gekomen. Dat kan ik van de soennitische wijk niet zeggen. Die is totaal vernietigd. Ook sommige christenen zijn daarvan de dupe geworden.
In de Wadi Nasara, op het platteland, was het meestal vredig. Alleen rond al-Hosn, bekend van het kruisvaarderskasteel Krak des Chevaliers, is heftige strijd gevoerd. Dat is een soennitisch dorp en rebellen gebruikten dat dorp als uitvalsbasis om burgerdoelen te bestoken.
Wij horen bij een orthodoxe kerk, maar ik bezoek regelmatig de baptistengemeente van Homs. Daar heb ik veel over Jezus geleerd. Ook speel ik er luit in de dienst.
In 2011 ben ik begonnen met mijn studie bouwkunde aan de al-Baath-universiteit in Homs. Dat is een langdurige studie. In 2016 heb ik mijn bachelor afgerond en nu moet ik nog vijf maanden totdat ik mijn master heb.
Daarna wil ik het liefst doorgaan voor een doctorstitel. Het liefst doe ik dat in Rusland. Rusland helpt Syrië enorm. Er zijn beurzen beschikbaar; honderden per jaar. Ook is studeren in Rusland goedkoper dan in Syrië. Bovendien is de cultuur vergelijkbaar. De meiden kleden zich op een vergelijkbare manier; niet zoals ze dat in het Westen doen. Geef mij Rusland maar. Ik hou van Poetin. Hij is een man van God die de christenen in Syrië beschermt.
Als het me lukt om in Rusland verder te studeren, wil ik daarna graag weer teruggaan naar Syrië. Hier is mijn familie; hier hoor ik. Ik begrijp dat veel mensen niet naar Syrië terug willen, omdat hier geen werk is. Maar in mijn geval geldt dat niet. Als ik straks afgestudeerd bouwkundige ben, weet ik één ding zeker: er zal in Syrië in mijn vakgebied meer dan genoeg werk zijn.”
Veel blijvers
Het is een mantra in de politiek: zodra het kan, moeten Syrische vluchtelingen in Nederland direct weer terug. De meeste Syriërs zelf denken daar anders over. Meer dan de helft wil blijven, zo bleek in mei uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Andere onderzoeken komen op nog hogere percentages uit.
In Nederland zijn sinds 2013 meer dan 70.000 Syriërs binnengekomen. Zij kregen een tijdelijke verblijfsvergunning. Syriërs die geen actieve aanhanger zijn van het regime krijgen die vrijwel standaard. Na vijf jaar kunnen ze een permanente verblijfsvergunning aanvragen. De verwachting is dat tienduizenden Syriërs in Nederland dat de komende jaren zullen doen.