Suu Kyi verweert zich tegen klacht genocide
De Myanmarese regeringsleider Aung San Suu Kyi heeft zelf in het Vredepaleis in Den Haag het beleid van haar land verdedigd met betrekking tot de islamitische minderheid van de Rohingya. De beschuldigingen van Gambia dat Myanmar heeft aangeklaagd, zijn volgens haar gebaseerd op een volstrekt onvolledig en misleidend beeld van de situatie.
Het overwegend islamitische West-Afrikaanse Gambia heeft Myanmar voor het Internationaal Gerechtshof (ICJ) beschuldigd het VN-verdrag tegen volkerenmoord uit 1948 te schenden. De regering van Myanmar zou genocide plegen in de westelijke deelstaat Rakhine door er de moslimminderheid van de Rohingya systematisch te verdrijven of uit te moorden. Gambia heeft de steun in deze zaak van tientallen islamitische landen.
Suu Kyi stelde dinsdag op de tweede zittingsdag dat er geen sprake is van genocide. Het is volgens haar een binnenlands en een eeuwenoud conflict dat in 2017 weer is losgebarsten door aanvallen op politiemensen door gewapende groepen.
Dat er ergens grote groepen mensen worden verdreven door een conflict, is volgens de Myanmarese regeringsleider geen genocide. Al naar schatting 740.000 Rohingya zijn sinds 2017 naar buurland Bangladesh gevlucht. Voor de jongste vervolging begon, woonden er nog zeker een miljoen Rohingya in Myanmar.
Suu Kyi stelde dat haar regering er alles aan doet om mensenrechtenschendingen te voorkomen en plegers daarvan te vervolgen. De 74-jarige Suu Kyi werd eerder wereldberoemd als activiste voor de mensenrechten in haar door militairen overheerste land. Ze kreeg daar in 1991 de Nobelprijs voor de Vrede voor. Sinds 2016 leidt ze de regering.
Gambia heeft de vermeende genocide aangekaart bij het ICJ, dat enkel geschillen tussen staten berecht. Het kan om juridische redenen niet bij het Internationaal Strafhof (ICC) terecht. Het ICC, dat eveneens in Den Haag is gevestigd, kan in principe alleen zaken behandelen uit landen die zich hebben aangesloten bij dat hof en Myanmar is dat niet.