Post Uit Karinthië: kwaliteit onderwijs is nog niet zo makkelijk te bepalen
Kerk, school, inkomen. Als je met een gezin over grenzen gaat verhuizen, zijn die drie dingen belangrijk. Wellicht en hopelijk zijn het ook de dingen die zónder emigreren van belang zijn.
Bij een landsverhuizing wordt je echter wel extra op deze ”basics” teruggeworpen.
Wat punt één betreft: de Evangelikale Gemeinde Klagenfurt is vanaf de eerste week (ruim drie jaar geleden) ons kerkelijk thuis. Daar vonden we vriendschap, verbondenheid, maar vooral: het Woord. Het derde punt krijgt ook een vinkje: ons inkomen vergaren we met de verhuur van vakantieappartementen en freelancewerk.
De middelste van de drie heeft ons hoofdbrekens gekost. Hoe steekt het onderwijssysteem in elkaar? Hoe is het niveau? Hoe zit het met de taal? Krijgen de kinderen minstens de opleiding die ze in Nederland hadden kunnen krijgen? Je wilt natuurlijk liever niet dat ze slechter af zijn na de verhuizing.
Vanuit Nederland konden we amper antwoorden op onze vragen vinden. Internet bood weinig soelaas, want Karinthië is niet zo online aanwezig. Bedrijven en organisaties zijn op internet vaak niet te vinden, of houden er een slecht functionerende website op na.
Hier aangekomen, werd ons verteld dat het onderwijs hier ”spitze!” is – top. Maar de PISA-studies, een driejaarlijks terugkerend onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs in Europa en daarbuiten, vertelden een ander verhaal. Het niveau van het Oostenrijkse onderwijs is middelmatig, blijft duidelijk achter bij dat van Nederland.
Ligt dat aan de zomervakanties die hier maar liefst negen weken lang duren? Dat lijkt me sterk: tussendoor hebben de kinderen weinig vakantie. Op de ”heiligendagen” na dan, die regelmatig met één dagje vrij van school worden gevierd.
Ligt het aan de lengte van de schooldagen, die weliswaar al vroeg beginnen, maar in veel gevallen rond het middaguur alweer worden afgerond? Of ligt het aan de duur van de leerplicht?
De leerplicht is in Oostenrijk negen jaar. In Nederland moet je twee jaar langer naar school. Dat scheelt toch, als je niet graag in de klas zit. Op je zesde ga je naar de Volksschule, twee jaar later dan Nederlandse kleuters naar de basisschool moeten. Als je tien bent, stap je over naar het voortgezet onderwijs, twee jaar eerder dan Nederlandse kinderen in het voortgezet onderwijs terechtkomen. Kies je op dat moment voor de Neue Mittelschule, dan breng je daar opnieuw vier jaar in de schoolbanken door. Ga je naar het gymnasium, dan ben je de komende acht jaar onder de pannen.
Terwijl onze dochters hun schooldagen op het gymnasium doorbrengen, rondt zoonlief de Neue Mittelschule af, om zich vervolgens te melden bij een opleiding die naar Nederlandse begrippen tamelijk bijzonder is. Want waar vind je in de Lage Landen een school waar je én je tractorrijbewijs haalt én koeien moet melken én leert lassen én een jachtvergunning krijgt én aan wijnbouw doet én met een motorzaag het bos in trekt? Waar je –omdat de dagen lang en intensief zijn– tussen de middag een driegangenmaaltijd opgediend krijgt, met vlees van eigen schoolkoeien? Waar je lessen landbouw en bosbouw worden aangevuld met het complete vakkenpakket van een hogere handelsacademie?
Als het goed gaat, hebben we over vijf jaar dus iemand in huis die alles kan. En dat is een fijn idee. Ongeacht de score van de PISA-studies.