Bevindelijke Gouwenaar, met behoefte aan ruimer sop
Bach is zijn favoriete componist, Gezelle zijn lievelingsdichter, Augustinus zijn voorkeurstheoloog. Zijn tweets zijn doordrenkt van uitdrukkingen uit de Statenvertaling en uit de psalmberijming van 1773. Toch wil CDA’er Hans Alderliesten (31), die een half jaar geleden zijn vrouw naar het graf bracht, midden in zijn tijd staan. „Augustinus zei het al: wij zijn de tijden.”
Hij heeft een sterke drang zijn gedachten en observaties met anderen te delen. Zie zijn timeline op Twitter. Veel natuurfoto’s van het Reeuwijkse Plassengebied, veel citaten van Augustinus en Guido Gezelle, veel verwijzingen naar congresssen over dementie of eenzaamheid: een thema waarop hij vanwege zijn werk sterk betrokken is. Bij een beeld van een paar groene boomkruinen, afstekend tegen de blauwe lucht, een korte kreet: ”Hoog omhoog”.
Wie zijn tweets leest, ként de altijd onberispelijk geklede denker en schrijver Hans Alderliesten. Toch? „Neuh. Ik ken mezelf niet eens. Laat staan dat anderen echt weten wie ik ben. Zeker, ik laat op Twitter veel zien, maar intieme dingen houd ik voor mezelf.”
Toch heeft de zwartwitfoto die hij tweette op 18 april beslist iets intiems. Een jonge man staat bij een open graf, twee kleine meisjes aan zijn zijde, en dan de tekst: „Het is nog geen Pasen, maar toch al wel. Onze lieve Annelien naar haar laatste rustplaats gebracht, maar ze is al Thuis. Door lijden tot heerlijkheid!”
In zijn strak ingerichte rijtjeshuis in Gouda staat op de piano een groot portret van haar: Annelien Alderliesten, geboren Duijster. Een half jaar geleden werd ze, zoals op de rouwkaart stond „Thuisgehaald.” Ze werd 31 jaar en overleed, na zes jaar ziek te zijn geweest, aan de gevolgen van uitgezaaide borstkanker.
„Annelien en ik, wij waren een geestelijke eenheid. We leerden elkaar kennen –ja, ongelooflijk, elk mens heeft z’n fouten– via Refoweb. Ik meldde mij op die site aan, zij sprong meteen op mij af en het was er gewoon. We vielen elkaar toe. Beiden waren we 17 jaar. Te jong natuurlijk. Maar het was echte liefde. Samen zijn we, op zeker moment, bij Jezus’ kruis uitgekomen.”
Vanaf het begin besefte het stel dat hun leven niet gemakkelijk zou worden, zegt Hans. „Dat had deels met simpele dingen te maken, zoals de reisafstand tussen mijn woonplaats, Putten, en die van haar: Wijk en Aalburg.”
Maar dit voorgevoel ging verder. „Al in de eerste jaren hadden we de woorden van Psalm 4 sterk bij ons: „Gij hebt me in ’t hart meer vreugd gegeven, dan anderen smaken in een tijd…” En ook dat andere vers: „Schoon ’t onheil schijnt voor mij geschapen, zult mij doen zeker wonen, Heer.”
Later zijn die teksten voor ons waar geworden. In de lange ziekteperiode. En tot op het allerlaatste moment toe, toen Annelien, letterlijk, in mijn armen is gestorven.
Dat was de mooiste dag van mijn leven.”
De mooiste dag?
„Ik besef dat dit gek klinkt. Maar bedenk, zij kreeg al in 2013, kort na de geboorte van ons tweede kind, de diagnose borstkanker. Zes jaar zaten we in de oncologie, de scans, de chemo’s, de uitslagen, de gesprekken. Ons hele leven draaide om die ziekte, die ons uiteindelijk helemaal overnam. Ze moest haar werk neerleggen, de buitenwereld interesseerde haar nauwelijks nog, het licht ging uit.
Andere mensen zeiden: volgende week herfstvakantie. Wij zeiden: volgende week naar het ziekenhuis. Na zes jaar ziekte waren we daar helemaal klaar mee.
Moeilijk was dat er, tegen het einde, ook sprake was van psychisch lijden. Toen heeft de satan geprobeerd ons alles uit handen te slaan. En dat leek ook aardig te lukken. Maar daarna heeft de Heere haar zó in de ruimte gesteld, dat zij er zelf verbaasd over was en vroeg: „Hans, ik ervaar nu geen strijd meer, klopt dat wel?”
Ja, en als God dan een vlak veld gaat maken, hè? Als Hij overkomt en Thuis gaat halen. Dan mag je dankbaar en blij zijn.
Toen ze was overleden, dacht ik: Nu loslaten Hans, ze is nu niet meer van jou. Jij mag nu je overhempje aantrekken en aan het werk gaan. Zo is ze in statie uit haar woning geleid.”
Inmiddels bent u bezig een boek te schrijven over wat zo’n ziekteperiode, ook in sociaal opzicht, met mensen doet.
„Ja. Ik doe dat in de vorm van dagboekachtige stukjes. Persoonlijk getoonzet, zoiets als Augustinus deed in zijn Belijdenissen.
Het wordt geen boek over Annelien, maar het gaat vooral over hoe mensen reageren op zo’n ziekte en op het overlijden. Daar hebben wij ons soms best over verbaasd. Dat je ziet dat iemand quasi toevallig langs je huis fietst, bijvoorbeeld. Een soort van ramptoerisme.
Wij hebben veel geleerd over hoe we het beste met onze omgeving konden communiceren. Kijk, als je zegt dat je volgende week dinsdag een afspraak in het ziekenhuis hebt, vragen mensen meteen: hoe laat? En als de afspraak dan om half tien is, krijg je om kwart voor tien al het eerste appje: „Hoe was de uitslag?” Dat werkt niet! Zo kan meeleven ook een belasting worden. Daarom zeiden wij op zeker moment tegen elkaar: misschien is het beter alleen achteraf informatie te geven.”
Deze dingen opschrijven helpt u bij de verwerking van wat er gebeurd is?
„Haast alles in mijn leven verwerk ik al schrijvend. Een kleine groep vrienden en vriendinnen laat ik, telkens als ik een stukje af heb, meelezen. En in deze dagboeknotities spaar ik mezelf niet.”
Een voorbeeld?
„Een paar weken na het overlijden ging ik naar de supermarkt. Bij het betalen via de zelfscan, werd ik steeksproefgewijs gecontroleerd. Ik werd boos op de verkoopmedewerkster vanwege de wijze waarop zij mij bejegende. Ik had m’n emoties niet meer helemaal onder controle.
Daar til ik dan achteraf zwaar aan. Ik lijd aan de gebrokenheid van het bestaan, dat ik buiten het paradijs leef en op dat moment niet het goede licht verspreid. Velen zeggen: doe je daar niet te moeilijk over? Nou ja, ik kan het niet anders beleven dan zó.”
Op uw website verwijst u, als het om zondebesef gaat, naar Augustinus die als jongen peren stal.
„In Augustinus herken ik me heel erg. Daarom heb ik onlangs ook een boek gepubliceerd waarin ik deze kerkvader in gesprek laat gaan met mensen van nu. Het is zo’n boeiende figuur. Je kunt op hem geen etiket plakken. Hij was zeker geen protestant, wel katholiek. Hij was vader, zoon, bisschop, zondaar en heilige. En hij had een minnares.
Augustinus had een turbulent leven. Ook dat herken ik.
En hoe diep hij de zonde peilde! Dat blijkt als hij beschrijft hoe hij als jongen peren stal. Hij zegt dan dat hij dat niet eens deed omdat hij die peren zo onweerstaanbaar lekker vond, maar dat hij het kwaad beminde vanwege het kwaad. Zo diep zijn wij mensen dus gezonken.”
Augustinus staat, in de tijd gezien, ver van ons af.
„Ja en nee. Door zijn persoonlijke schrijfstijl, in de ik-vorm, was hij één van de eerste ‘moderne’ mensen en komt hij ons heel nabij.
Slechts een enkele keer kunnen we hem minder goed volgen. Zo schrijft hij in de Stad van God over een vrouw die een tumor heeft bij haar borst. Hij maakt daar dan een kruisteken op. Vervolgens geneest zij. Als je dat leest, denk je bij jezelf: Mmm, wat ís dat? Maar dat geeft niet. Ik kan dat rustig laten staan, zonder er meteen iets van te moeten vinden.”
Vanwaar uw voorliefde voor de Statenvertaling en de oude berijming?
„Daar ben ik mee opgegroeid, die zullen altijd deel uit blijven maken van mijn leven. Het is de atmosfeer waarin ik adem. Op zeker moment ben ik uit Putten, de plaats waar ik vandaan kom, vertrokken. Ik wilde de wereld wel eens zien, had ruimer sop nodig.
Kerkelijk hebben Annelien en ik uiteindelijk de overstap gemaakt van hersteld hervormd, in Driebruggen, naar de hervormde gemeente van Reeuwijk. Hervormd voelt voor mij als thuiskomen, al zie ik dat ook dit een kerk buiten het paradijs is. Van bevindelijkheid heb ik geen afstand genomen, in tegendeel! Ik houd nog steeds van de Jac. Overeem-achtige eenvoud en soberheid, het introverte van de Veluwe. En vooral in de psalmen vind ik mijn gevoelsleven vertolkt. Daar zit alles in: hoogten en diepten.”
Wat zijn voor u die diepten? De ziekte en het overlijden van uw vrouw?
„Onder meer. Een islamitische collega vroeg me eens: Zien jullie je levensweg nu als een beproeving? Als een test? Ik zei: zeker! Het lijden is Gods gymzaal, waarin wij geoefend worden.
En in die gymzaal moet al je kleding uit, hè? Moet alles eraf. Oh, dat doet zoveel pijn. En toch is het goed voor ons. Thomas Boston schrijft in zijn boek ”Het kromme in het levenslot” dat wij beproefd worden juist op die punten waar wij dat het meest nodig hebben. Het is tot ons eigen nut.
Maar diepten en aanvechtingen hangen niet altijd samen met lichamelijk lijden. Onlangs studeerde ik –sinds 2004 volg ik orgelles bij Ab Weegenaar– in de Bovenkerk in Kampen. Daar improviseerde ik over psalm 34 vers 8: „God slaat een gram gezicht, op allen die Hem tegenstaan. Hij doet hun naam met hen vergaan, door ’t hoogste strafgericht.” En dan komen daar die trompetten van het hoofdwerk, en die fagot van het rugwerk. Echt, ik kan niet in woorden vangen wat ik dan beleef. Want dat ben ík dan: een mens die Hem tegenstaat.
Maar daarna ook de bevrijding: God is het die hem uitkomst geeft, Zijn grote naam ter eer.”
Inmiddels zijn u en de kinderen een half jaar verder…
„…en het gaat goed met ons. Werkelijk waar. We zijn deze zomer fijn op vakantie geweest. De kinderen doen het goed op school.
Zelf ben ik drie weken na de begrafenis weer aan het werk gegaan. Natuurlijk, ik ben weduwnaar. Maar reduceer mij alsjeblieft niet tot dat begrip. Qua definitie klopt het natuurlijk. Maar ik ben nog steeds Hans, ik speel nog steeds orgel, houd nog steeds van Bach, fiets nog steeds, met een bundeltje gedichten van Guido Gezelle onder mijn snelbinder, door het Reeuwijkse Plassengebied. En ga nog altijd regelmatig naar het kerkje in Sluipwijk, om mezelf daar, al mijmerend en mediterend, te omgeven met de prachtige klanken en melodieën van Bach.
Soms vragen collega’s of bekenden: „Hans, hoe komt dat toch dat jij zo ontspannen oogt, zo in balans bent?” Tja, dat weet ik ook niet. Of misschien weet ik het wel. „Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U”.”
Spreekt u vaak met de kinderen over mama?
„Nee. Kinderen leven meer in het moment, in het hier en nu. Ze aanvaarden dingen, ook heftige, als een feit. Mama is dood. Dan zegt de jongste bijvoorbeeld, bijna laconiek: „Oh, er kan best een vriendinnetje komen spelen, hoor; wij hebben toch een stoel over…”
Kinderen gaan zo anders met dit soort zaken om. Met de ziekte van hun moeder, met het overlijden. Ze rennen opgewekt over de begraafplaats, met een harkje in hun hand.
Natuurlijk hebben wij onze kinderen, die beiden op de basisschool zitten, voorbereid op het moment dat zou komen. Zo van: wij gaan een keer een begrafenis meemaken. Dat leidde er onder meer toe dat ze aan het einde van het ziekbed vroegen: Papa, wannéér gaat het nu gebeuren? Alsof het iets was wat je in de agenda kon zetten. Zo zijn kinderen.”
Het leven kan best banaal overkomen nadat je heftige dingen hebt meegemaakt.
„Al heel wat jaren ben ik in Gouda voorzitter van de plaatselijke CDA-afdeling. Dat werk heb ik natuurlijk een tijdje neer moeten leggen. Toen ik het weer oppakte en me opnieuw tot de lokale politiek moest gaan verhouden, had ik zoiets van: moet ik me híér nu weer mee bezig gaan houden? Met het slopen van de Turfmarktkerk? Of met afvalscheiding? Ik ben dat toch weer gaan doen.
Contemplatie en bezinning, daar houd ik van. „’t Hoofd omhoog, het hart naar boven”, zong Van Lodenstein. Maar ik wil ook midden in het leven staan, de vrede voor de stad zoeken. „Klaag er niet over dat de tijden slecht zijn”, zegt Augustinus in preek nummer tachtig, „maar probeer ze beter te maken. Want wíj zíjn de tijden.”
Past een bevindelijke protestant niet beter in SGP of ChristenUnie?
„Nee, niet per se. De dames en heren van SGP en ChristenUnie zijn mijn broeders en zusters. Maar politiek gezien ga ik een andere weg. Ik geloof niet in christelijke politiek, wel in christenen die politiek bedrijven. Als ik al voor een andere partij zou kiezen, zou dat eerder de SGP zijn dan de ChristenUnie. Die laatste partij verwacht naar mijn smaak te veel van de overheid. Dat zie je ook terug in het recente Preventieakkoord.
Het balanceren van de SGP tussen theocratie en democratie vind ik verwarrend. Waarom zou je wel een bouwvergunning afgeven aan een hersteld hervormde gemeente en niet aan een moskeebestuur? Als je gelooft in de kracht van het evangelie, hoef je niet bang te zijn als mensen naast een kerk een moskee neerzetten.”
Binnen het CDA opereren ook moslims, hindoes, agnosten.
„Is voor mij geen probleem. Het CDA is een soort familie, een partij van mensen en voor mensen, die het goede met de samenleving voor hebben. Hoeveel meeleven ik vanuit de partij niet gehad heb, tijdens de ziekteperiode en bij het overlijden. Ook vanuit de partijtop.
En als mensen op religieus terrein andere ideeën hebben dan ik, ben ik daar niet bang voor. Als iedereen hetzelfde zou denken, zou het saai worden op aarde. Liever niet, eigenlijk. Mijn motto: gij zult het oneens zijn. Dat scherpt het debat.”
Hans Alderliesten
Hans Alderliesten (1987) woont in Gouda, groeide op in Putten en bezocht het Van Lodenstein College in Amersfoort. Hij studeerde Overheidscommunicatie in Utrecht. Als senior adviseur maatschappelijke vraagstukken is hij werkzaam bij kennisinstituut Movisie. Alderliesten, voorzitter van de Goudse afdeling van het CDA, publiceert regelmatig over uiteenlopende onderwerpen. In 2018 kwam zijn eerste boek uit: ”Grote denkers over grote dingen”. Recent deed hij ”Augustinus voor mensen van nu. Wij zijn de tijden” het licht zien. Op 27 juli twitterde hij dat hij voor de vierhonderdste keer keer met zijn orgelspel een kerkdienst had begeleid. Alderliesten, vader van twee dochters, is sinds ruim een half jaar weduwnaar.