Opinie

Augustinus confronteert je met jezelf

Augustinus is ook anno 2019 een inspirerende gesprekspartner – maar niet altijd even aangenaam.

Hans Alderliesten
31 October 2019 10:10Gewijzigd op 17 November 2020 06:47
Augustinus schreef de eerste westerse autobiografie: de ”Belijdenissen”. beeld iStock
Augustinus schreef de eerste westerse autobiografie: de ”Belijdenissen”. beeld iStock

Hij leefde in een ver verleden, van 354 tot 430 na Chr., in een tijd waarin alles anders was, maar ook alles even vergelijkbaar. Augustinus is een boeiend en veelzijdig figuur. Augustinus, de baldadige tiener, de wellustige twintiger, de hoogmoedige dertiger. Zoeker, zondaar, vinder!

De kerkvader leefde op een breukvlak van tijdperken. In het Romeinse Rijk was voor de instorting sprake van decadentie, verval en verwarring. Er waren spanningen aan de buitengrenzen, tussen bevolkingslagen liep het niet lekker en bovendien dreigde een voedseltekort door het veranderende klimaat. In de multiculturele samenleving streden religieuze en seculiere groeperingen om waarheid en gerechtigheid. De centralistisch ingestelde overheid bleek niet altijd betrouwbaar. Er was onzekerheid over de vraag hoe de samenleving zich zou ontwikkelen. Alles zou anders worden, maar niemand wist hoe. Het zou een röntgenfoto van onze tijd kunnen zijn.

Boemerang

Augustinus inspireert als het gaat om zelfreflectie. Zelfreflectie in de zin van: afdalen in jezelf. Hij leert ons introspectie, 360-graden-feedback. Augustinus schreef de eerste westerse autobiografie: de ”Belijdenissen”. In de ik-vorm gaat hij op zoek naar antwoorden op de vraag wie hij is, wie God is, wie de anderen voor hem zijn. Augustinus doet aan radicale reflectie. Reflectie, dat betekent: terugkerend, weerkaatsend. Jezelf de spiegel voorhouden. Radicaal wil zeggen: in de eerste persoon. Je eigen hoorder en lezer zijn. Radicale reflectie, dat betekent: jezelf op het spel zetten. Augustinus is geen gezellige gesprekspartner voor op een vrijdagavond. Het gesprek met hem komt al snel op grote onderwerpen: waarheid, liefde, zonde, vriendschap. En als een boemerang keren de vragen aan Augustinus terug. Hoe staan wij hier zelf in?

Deze reflectie is de confrontatie met je andere zelf: de existentie begrijpen door te bestaan. „Denken is niet langer beschouwen, maar zich inzetten, omgeven en ingescheept zijn door wat men denkt”, aldus de joodse filosoof Emmanuel Levinas. Die radicale reflectie gaat bij Augustinus heel ver. In een preek zegt hij dat het af en toe nodig is om „boos te worden op jezelf” en „wroeging te voelen in je hart.” Afstand doen van het kwaad, dat betekent óók naar binnen kijken. Dat „afdalen in zichzelf” is meer nodig dan ooit. Mensen die na zorgvuldig afwegen, na diepe gedachten erachter komen dat ze de rust niet in zichzelf moeten zoeken. En ook niet hoeven te zoeken. Dat je na een nacht vissen in de zee van je eigen gedachten niets hebt gevangen. Erachter komen dat onze kennis beperkt is, dat we slechts een deel van het geheel overzien, dat we te maken hebben met voorlopige conclusies. In Augustinus’ woorden: „Ik stel maar vragen (…) ik spreek geen zekerheden uit.”

Goed leven

Traditie is niet de as bewaren, maar het vuur brandende houden. Hoe kan een mens gelukkig sterven? Hoe kan ik van betekenis zijn voor mijn omgeving, op mijn werk, in mijn buurt? Het zijn de vragen van de mensen van nu. Wij zoeken ons geluk vaak op de verkeerde plek – in dingen die je niet mee kunt nemen als de dood zijn intrede doet. Wat is dan wél duurzaam? Streef niet naar gezondheid, macht, rijkdom, aanzien, zegt Augustinus. Hoe kunnen we dan wel goed leven? Augustinus geeft zelf het antwoord: „Wanneer ik zie dat iemand honger heeft, bied ik hem brood aan. Wanneer ik zie dat iemand naakt is, kleed ik hem. Wanneer ik zie dat iemand hier vreemd is, neem ik hem op. Wanneer ik zie dat iemand ruziemaakt, kalmeer ik hem. Wanneer ik zie dat iemand in moeilijkheden verkeert, verlos ik hem daaruit. Wanneer ik zie dat iemand ziek is, bezoek ik hem. Wanneer ik zie dat iemand dood is, begraaf ik hem.”

Augustinus overlijdt vlak voordat de Vandalen Hippo binnenvallen. Hij vindt opnieuw rust in de Psalmen: „Ik kan gaan slapen zonder zorgen, want slapend kom ik bij U thuis” (Psalm 4). De Vandalen gaan meedogenloos te werk, plunderen de steden, niets blijft heel. Augustinus’ boeken en bibliotheek blijven echter wonderlijk genoeg gespaard. Daar is het aan te danken dat ik het met Augustinus mee kan stamelen: „Onrustig is ons hart, tot het rust vindt in U!”

De auteur schreef ”Augustinus voor mensen van nu”. Dit artikel is een samenvatting van zijn lezing op het minisymposium ”Augustinus voor mensen van nu”, afgelopen woensdagavond in Gouda.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer