Post uit Kiev: rivier de Dnjepr voert door leegte Oekraïens landschap
Een week lang voer ik over de rivier de Dnjepr, vanaf de Oekraïense hoofdstad Kiev naar de havenstad Odessa aan de Zwarte Zee. Een tocht langs geschiedenis en een leeg landschap.
Aan het eind van de middag gingen we scheep in Kiev. De gouden koepels van de kerken van het Lavraklooster glansden ten afscheid. ”Rodina Mat”, ofwel het onmetelijk grote, stalen Sovjetbeeld dat de ”Moeder van de Natie” voorstelt, verleende ons doorgang, met opgeheven zwaard en schild. Vervolgens gleden torenflats van buitenwijken voorbij, en de woonpaleizen van de rijken van het land, die verstopt zijn achter hoge muren. Toen zagen we alleen nog maar oever.
Ik had de Dnjepr –of de Dnipro, zoals de Oekraïners zeggen– vaak voorbij zien stromen, maar alleen vanaf de wal. In het noorden, nabij de grens met Wit-Rusland waar de rivier het land binnenkomt, had ik eens het imposante stuwmeer bewonderd. In de Kievse benedenstad was ik wel honderd keer langs de boulevard geslenterd. Op een romantisch roeitochtje na, was ik echter nooit scheep gegaan. In de zuidoostelijke stad Dnipro zag ik ooit de zon opkomen boven het water, en vanaf de brug in havenstad Cherson had ik me verbaasd over de breedte van het water. Nu voer ik dan eindelijk over de Dnipro, mee met een passagierschip dat onderweg slechts af en toe een haven aandeed.
Het eerste dat me opviel, was de leegte van het land. Soms passeerden we een dorpje, maar het grootste deel van de oever bleek te bestaan uit glooiend laagland dat met geboomte is bedekt. Pas in de vroege ochtend was de eerste grote stad zichtbaar, Tsjerkasy. Daarna verbreedde de rivier zich. Zodanig, dat ik op een gegeven moment de linkeroever niet meer kon zien. Dit was het stuwmeer van Krementsjoek, dat wel 100 kilometer lang is en 30 kilometer breed, en uitmondt in een sluis, die ons twaalf meter lager bracht.
We voeren nog een hele nacht. Pas bij Zaporizja, de stad van de kozakken, meerden we aan. Gespierde mannen met haarlokken voerden een show voor ons op: ze hingen ondersteboven aan een paard en schoten tegelijkertijd een vogel uit de boom. Nog indrukwekkender was de waterkrachtcentrale, die in de jaren dertig op bevel van Vladimir Lenin werd gebouwd, als symbool van de greep van de mens op de natuur. De meer dan 60 meter hoge dam was in de Tweede Wereldoorlog opgeblazen door het Duitse leger, waardoor verschillende dorpen waren ‘verdronken’. Stalin herbouwde de dam, en vandaag wordt in Zaporizja nog steeds zo’n 1600 megawatt aan energie gewonnen.
Een volgende sluis bracht ons liefst 36 meter verder naar beneden. Vanaf het stadsstrand zwaaiden de mensen ons na. De volgende stop was in Cherson, een havenstad niet ver van de monding, ooit als versterkte vesting gebouwd door Grigori Potemkin. Deze maarschalk –tevens minnaar van tsarina Catharina de Grote– bracht de noordelijke kust van de Zwarte Zee onder gezag van Petersburg. En hoewel Oekraïners geen liefhebbers zijn van het tsarenhuis, staat Potemkin op een voetstuk in het park.
De Zwarte Zee, een dag later, was kalmer dan verwacht. Wel nam de wind toe: ’s nachts moest ik het raampje van mijn kajuit sluiten. Dat weerhield de zeemeeuwen niet me te wekken met hun gekrijs. Net op tijd om de aankomst in de haven van Odessa mee te maken.