Helft van Noord-Korea heeft te weinig te eten
Zeker 11 miljoen Noord-Koreanen (bijna de helft van de bevolking) hebben structureel te weinig te eten. Zeker 140.000 kinderen zijn ondervoed en van hen lopen tienduizenden het risico aan honger te overlijden.
Dat schreef VN-rapporteur voor mensenrechten in Noord-Korea Tomas Ojea Quintana vorige week in een brief aan de Verenigde Naties.
Quintana zegt dat klimaatverandering, een gebrek aan landbouwgrond en internationale sancties hebben bijgedragen aan het voedselprobleem. De onderzoeker verwelkomt dan ook pogingen van de VN-Veiligheidsraad om hulporganisaties in Noord-Korea niet te hinderen.
Het Noord-Koreaanse regime heeft sinds 2006 diverse sancties opgelegd gekregen van de VN, de EU, de VS en Zuid-Korea voor haar kernwapen- en raketprogramma’s. Met name sinds 2016 zijn de duimschroeven flink aangedraaid.
Quintana laat er echter geen misverstand over bestaan wie hoofdschuldige is aan de nijpende voedselsituatie in het communistische land: dat is het Noord-Koreaanse regime zelf. „De overheid (…) die de primaire verantwoordelijkheid heeft om het recht op eten te garanderen, verkwanselt met haar falende economische en landbouwbeleid haar humanitaire verplichtingen”, schrijft de onderzoeker. „De economische middelen van het land worden weggekaapt in plaats van te worden ingezet voor het voorzien in de essentiële behoeften van de bevolking.”
In Noord-Korea ontvangen burgers hun voedsel via een publiek distributiestelsel. Volgens Quintana wordt in dit systeem massaal gediscrimineerd, waardoor vooral mensen op het platteland geen rantsoenen ontvangen. Tegelijkertijd staat het Kim-regime burgers formeel niet toe om zelf voedsel en andere levensmiddelen te verhandelen op markten. „Geen vrijheid, geen rantsoenen, geen commerciële activiteiten, overheidstoezicht en het dreigen van politieacties, geen geluk voor wie in landbouwgebieden woont”, zo vatte een onlangs iemand van het platteland de situatie samen tegenover Quintana.
Het leeuwendeel van de bevolking is afhankelijk van zwarte markten; in Noord-Korea jangmadang genoemd. De overheid gedoogt deze markten, maar treedt ook geregeld hard op tegen individuele ondernemers. Handelaars worden geïntimideerd, mishandeld of uitgebuit. Velen betalen steekpenningen. Door deze smeergeldeconomie ontstaat er een steeds grotere kloof tussen arm en rijk in het socialistische Noord-Korea, aldus Quintana.
De speciaal rapporteur herinnert aan de grote hongersnood van de jaren negentig, waarbij naar schatting 500.000 tot 1 miljoen Noord-Koreanen stierven. Tienduizenden anderen ontvluchtten het land. Volgens Quintana leeft de herinnering aan deze tijd nog altijd onder de bevolking. Zij herinneren zich de honger en het verlies van dierbaren. Veel mensen die toen opgroeiden, kampen met een groeiachterstand.
Vorige week waarschuwde Kim Hartzner, directeur van de Deense hulporganisatie Mission East, tijdens een lezing voor Groningse studenten voor de schrijnende voedselsituatie in Noord-Korea. „In de jaren negentig mislukte de oogst drie jaar op rij”, sprak de doctor. „Dat dreigt nu weer het geval te worden, waardoor we ons in dezelfde situatie bevinden als in de jaren negentig.” Mission East heeft als één van de weinige ngo’s een kantoor in het gesloten land. Hartzner bezocht Noord-Korea negen keer.
Quintana veroordeelt ook de beruchte Noord-Koreaanse strafkampen, waar tussen de 100.000 en 120.000 burgers worden vastgehouden onder de meest mensonwaardige leefomstandigheden. De onderzoeker schrijft dat mensen naar de kampen worden gestuurd voor spionage of hoogverraad „terwijl zij in werkelijkheid enkel hun mensenrechten benutten.” Achtergebleven familieleden krijgen niets te horen over het wel en wee van hun dierbaren. „Ook als mensen niet het woord mensenrechten gebruiken, weten zij wanneer hun rechten geschonden en ingeperkt worden”, aldus Quintana.
De rapporteur richt zijn pijlen ook op China, dat steeds vaker Noord-Koreaanse vluchtelingen aanhoudt. Ook sturen de Chinezen vaker Noord-Koreanen terug.
Quintana stelt dat hij na drie jaar rapporteurschap nog altijd geen verbetering ziet in Noord-Korea, „ondanks alle inspanningen van verschillende partijen.” Volgens hem verdient de zaak echter nog altijd „de hoogste aandacht van de internationale gemeenschap.”