Ambassadeur Israël: Dank voor uw steun
Vol lof is de nieuwe Israëlische ambassadeur voor de inzet van talloze Nederlanders voor het Joodse volk. „We hebben uw steun hard nodig.”
Dinsdag was ambassadeur Naor Gilon met zijn vrouw te gast bij opperrabbijn Jacobs. Die nam hen mee naar Christenen voor Israël in Nijkerk, de synagoge in Elburg en een dinerlocatie in Urk.
In grote letters zag Gilon het op een gebouw aan de rand van Nijkerk staan: Israëlcentrum. „Dat zie je niet in elk land”, zegt hij. „Ik werd er enthousiast van.”
Enthousiast is hij ook over de steun van Christenen voor Israël. „Mensen hebben het beeld dat Israël een sterk land is, de Goliath van het Midden-Oosten. Maar het is een klein land, dat elke dag moet vechten voor zijn bestaan.”
De ambassadeur bekijkt de nieuwe tentoonstelling ”De oorlog vergeet ik nooit meer”. Rabbijn Jacobs opent die door de sjofar (ramshoorn) te blazen.
Jaco Klamer fotografeerde twintig Holocaustoverlevenden in Oekraïne. Nederlandse kinderen spraken hun verhalen in. Aangrijpende verhalen.
Het was voor Oekraïense Joden bijna een ‘geluk’ als ze de kogel kregen, en niet een wredere dood, zegt Koen Carlier, coördinator van Christenen voor Israël in Oekraïne. Hij vertelt dat hij onlangs bij een rivier stond. Op die rivier hakten Duitsers en Oekraïeners tijdens de oorlog gaten in het ijs. Joodse kinderen werden uit bed gehaald en in hun pyjama in het ijskoude water verdronken. Het is één verhaal, van de vele. Terwijl steeds meer Joodse massagraven van een monumentje worden voorzien, worden steeds meer van die monumenten met hakenkruizen en andere lelijkheden besmeurd.
Elburgse sjoel
De opperrabbijn ontvangt de ambassadeur en rabbijn Cohen uit het Oekraïense Marioepol –met echtgenotes– in zijn huis in Amersfoort. Vervolgens gaat het naar de sjoel in Elburg. De entree in een aangrenzende stadsboerderij is recent vernieuwd. Een aanpalend huisje werd filmzaal. De ambassadeur en de rabbijnen krijgen het allemaal te zien. „Belangrijk”, noemt Jacobs het „dat niet-Joden de sjoel kochten en zoveel tijd en geld investeren in het levend houden van de herinnering.”
Want de Joodse gemeenschap van Elburg is herinnering; slechts zes leden ervan overleefden de oorlog. „Op veel plaatsen is de begraafplaats de enige herinnering aan de Joodse bevolkingsgroep, en dan moet je soms nog vechten voor het onderhoud ervan”, zegt de opperrabbijn. Zo niet in Elburg. En daarmee –dat heeft de ambassadeur al snel in de gaten– heeft het museum „een veel grotere betekenis dan voor Elburg alleen: deze sjoel herinnert aan het feit dat er tal van plaatsen zijn waar een Joodse gemeenschap bestond.”
Hoeveel dat er wel waren, is op een grote, dichtbespikkelde kaart van Nederland te zien waarop die gemeenschappen zijn afgebeeld, met het aantal Joden dat er leefde. Verleden tijd. „Ze woonden hier, ze leefden hier, ze werden aanvaard zoals ze waren”, vertelt de Elburgse stadsgids Van Dijk. Totdat de oorlog kwam.
Daaraan herinnert Museum Sjoel Elburg. „Een prachtig project”, zegt ambassadeur Gilon. De opperrabbijn: „Het heeft de vermoorde mensen niet teruggebracht, wel de herinnering.”
„Professioneel” noemt Gilon de expositie, en „kindvriendelijk” de educatieruimte erboven. Jacobs: „Hier in de Biblebelt heerst liefde voor Israël. Er zijn ook plaatsen waar men op school bang is om over de Holocaust te vertellen, vanwege de reacties die er dan loskomen.”