Dolle Dinsdag: NSB’ers op de vlucht
Nepnieuws en massahysterie zorgen op 5 september 1944 voor chaos onder Duitsgezinden in Nederland. Op Dolle Dinsdag vluchten zo’n 65.000 NSB’ers de grens over. Het is het begin van het einde van de nationaalsocialistische beweging.
In de zomer van 1944 bevindt de oorlog zich in een stroomversnelling. De geallieerde landing in Normandië en de vliegende opmars door Frankrijk en België doen de harten van menig vaderlander sneller kloppen. „De NSB echter biedt een weinig opwekkend beeld van angst en moedeloosheid”, schrijft de Duitse Sicherheitsdienst.
Dat is niet verwonderlijk. Koningin Wilhelmina heeft vanuit Engeland reeds aangekondigd dat er voor „het handjevol verraders” in bevrijd Nederland geen plaats meer zal zijn. De nationaalsocialisten vrezen dat hun volksgenoten een proces niet zullen afwachten, maar het recht zelf in handen zullen nemen. ”Bijltjesdag” dreigt met ieder gerucht sneller bewaarheid te worden.
NSB-leider Anton Mussert zweert na de invasie in Normandië zich nooit te zullen terugtrekken. Hij weigert daarom een evacuatieplan voor te bereiden om zijn beweging, indien nodig, in veiligheid te brengen.
Maar de verontrustende berichten blijven binnenstromen: Limburgse landwachters weigeren uit angst hun uniform te dragen, terugtrekkende Wehrmachtsoldaten roeien in lekke bootjes de Maas over naar hun Heimat en de Amerikanen liggen aan de grenzen.
Op maandagavond 4 september belegt Mussert daarom een vergadering in het hoofdkwartier van de NSB aan de Utrechtse Maliebaan. Hier wordt eindelijk besloten alle nationaalsocialistische vrouwen en kinderen uit de drie zuidelijkste provincies –Limburg, Noord-Brabant en Zeeland– naar het veiligere noorden te evacueren.
Voor de overige provincies geldt dat de plaatselijke blokhoofden en kringleiders zelf moeten uitmaken of zij de hun toebetrouwde NSB-leden laten vertrekken of niet.
Massale vlucht
De volgende morgen is de chaos niet te overzien. In verwarring geven veel meer kringleiders dan noodzakelijk opdracht tot evacuatie. Tientallen NSB-functionarissen verlaten in paniek hun posten, wat de gewone man ervan overtuigt dat de geruchten waar moeten zijn. Een massale vlucht van burgemeesters, jeugdleiders, huismoeders en schoolkinderen is het gevolg.
Uitgejouwd door hun stadsgenoten verzamelen de evacués zich op de stations. In veel steden blijven de beloofde treinen echter uit. Geallieerde vliegtuigen nemen de spoorwegen regelmatig onder vuur en dit leidt, behalve tot tientallen doden en gewonden, tot grote vertragingen.
Noodgedwongen bivakkeren vluchtelingen dagenlang op en rond de stations. Als ten slotte de laatste trein is vertrokken, blijven op de perrons complete bureaus, schrijfmachines en zelfs kippenrennen achter die men niet kon of mocht meenemen.
Vuurproef
De meeste vluchtelingen wijken direct uit naar Duitsland. Zo’n 5000 evacués worden aanvankelijk ondergebracht in doorgangskamp Westerbork, dat speciaal voor hen ontruimd is. Zij vertrekken enkele dagen later in voor hen gecharterde treinen richting het oosten, waar de Gauleiter van Ost-Hannover zijn grondgebied openstelt.
Na deze smadelijke vlucht wordt de NSB door Radio Oranje en verschillende verzetskranten triomfantelijk passé verklaard. Mussert verzet zich hevig tegen die bewering. Hoewel de evacuatie niet geheel volgens plan is verlopen, bevindt zich nu toch de helft van zijn schapen op veilige Duitse bodem en nog altijd binnen zijn invloedssfeer. Zij vormen de hoop van het Nederlandse nationaalsocialisme.
NSB-vormingsleider H. C. Nije schrijft enkele weken na Dolle Dinsdag aan zijn leider: „De beweging ondergaat op dit ogenblik een vuurproef als nooit tevoren. Veel valt of zal nog verdwijnen, doch ten slotte zult u kunnen beschikken over die kern van vrouwen en mannen, die u nodig zult hebben om ons arme vaderland wederom op te bouwen.”
Honger op de heide
Zo’n 35.000 evacués vinden die winter onderdak op de Lüneburger Heide: een uitgestrekt plattelandsgebied tussen Hamburg en Hannover waar al barakkenkampen waren ingericht voor Duitse burgers uit platgebombardeerde steden. Deze kampen bieden echter niet genoeg plaats aan alle vluchtelingen. Het gros wordt ondergebracht in ontruimde scholen en verenigingsgebouwen. Goede hygiëne is ver te zoeken. Men slaapt op stro, zonder verwarming of geschikte wasgelegenheid. Een rapporteur van de NSB waarschuwt het hoofdkwartier dat het „dringend gewenst is, dat wij (…) 30.000 blikken wasteilen organiseren en die ten spoedigste naar Lüneburg laten sturen.”
In combinatie met een sluimerend voedseltekort zorgen deze omstandigheden ervoor dat ziekten zich snel verspreiden. Zuigelingen, die bij gebrek aan melk aardappelpuree krijgen, sterven bij tientallen.
Er dreigt nog een gevaar voor de kinderen van Lüneburg. De SS lokt op slinkse wijze jongens en meisjes vanaf tien jaar de kampen uit, met de belofte hen op het land of bij het luchtafweergeschut onder te brengen. In plaats van op boerderijen belanden ze echter in trainingskampen, waar ze een spoedcursus geweerschieten krijgen met als doel zo snel mogelijk richting het front te vertrekken.
Het zint Mussert niets dat de jeugd en toekomst van de NSB –die hij meent juist in Duitsland veilig te stellen– klakkeloos als kanonnenvoer voor het Reich werd ingezet. Zijn protest vindt echter geen gehoor.
Ook de vluchtelingen zijn machteloos. Terugkeer naar Nederland, waar de paniek van Dolle Dinsdag inmiddels is weggezakt, wordt door de Duitse overheid verboden: men kan de werkkracht van de Hollanders in Lüneburg goed gebruiken.
Het moreel onder de evacués daalt tot een dieptepunt. Bijna dagelijks ontvangt het hoofdkwartier hun wanhopige smeekbeden: „De toestand, waarin wij leven is hier zo ondragelijk, dat wij niet anders meer kunnen dan ons tot u te wenden. (…) Leider, help ons voor het te laat is.”
Onbruikbaren
De eerste maanden kan Mussert zich nog voorhouden dat zijn opzet om de beweging te redden geslaagd is. De meeste vluchtelingen schikken zich dapper in hun lot, zo meldden de rapporten. Slechts „ongunstige uitzonderingen” trachten met hun gemopper het moreel te ondermijnen.
Maar hoe verder de winter vordert, hoe talrijker de klachten worden. De optimistische toon verdwijnt uit de verslagen. Eerlijk wordt gemeld dat de vluchtelingen het de beweging zeer kwalijk nemen dat men hen in de eerste plaats geëvacueerd heeft, en in de tweede plaats zo goed als aan hun lot heeft overgelaten.
„De gehele affaire is een grote teleurstelling geworden”, aldus een rapporteur. En de SS sneert dat, „in tegenstelling tot het beoogde doel, voor het Nederlandse volk een groep cynische, alles vervloekende mensen werden gekweekt, die alle binding met hun volk verloren hadden en geschaard moesten worden in de rijen der ‘onbruikbaren’.”
Het hoofdkwartier ziet uiteindelijk de waarheid van die woorden in. Men besluit tot een chirurgische noodgreep, die ervoor moet zorgen dat de beweging niet aan verbittering ten onder gaat. Er worden lange lijsten met ”asocialen” opgesteld: mensen die regelmatig aanvaringen hebben met de kampleiding, de sfeer in het kamp negatief beïnvloeden en degenen die een liederlijk leven leiden.
Zo’n 1200 asocialen worden afgevoerd naar Nederland, waar ze, indien nodig, uit de beweging gezet zullen worden. Maar het verwijderen van luidruchtigste klagers is niet genoeg om de algehele onvrede te sussen. Met het ingaan van een nieuw oorlogsjaar wil Neêrlands hoop maar één ding: terug naar huis.
Repatriëring
Eindelijk ziet de NSB-leiding in dat er geen andere weg is dan repatriëring. In overleg met de Duitse overheid krijgt Mussert in januari 1945 toestemming om af te reizen naar Lüneburg, waar hij persoonlijk het goede nieuws aan de evacués kan meedelen: na vier maanden op de heide mag de kudde eindelijk naar huis.
In bijna een halfjaar tijd zullen alle NSB’ers –behalve zij die in het Duitse arbeidsproces zijn ingelijfd– worden gerepatrieerd naar de noordelijke provincies, die door de Wehrmacht als veilig worden bestempeld. De terugkeer uit Duitsland verloopt haast even chaotisch als de vlucht erheen: kampen worden soms simpelweg opgedoekt, zodat de vluchtelingen maar moeten zien hoe ze thuiskomen.
Eenmaal in Nederland wordt men ingekwartierd in boerderijen. Wie tegen het bevel van de Wehrmacht in toch terugkeert naar het zuiden, wacht vaak een teleurstellende ontvangst: veel huizen zijn in de tussentijd met boedel en al onteigend.
Voor de toekomst van de NSB maakt het weinig verschil. Op 7 mei, als overal Nederland de driekleur van de daken wappert en de uitgelaten menigte –nu écht bevrijd– door de straten host, wordt Anton Mussert gearresteerd en de beweging opgeheven. Zo’n 150.000 van zijn aanhangers –getrouwen en onbruikbaren– verdwijnen in internering, amper vijf maanden nadat ze het kampleven achter zich hebben gelaten. De vuurproef van Lüneburg dooft als een nachtkaars uit.
5 september 1944
Dolle Dinsdag is de benaming die is gegeven aan dinsdag 5 september 1944. In de optimistische stemming die er heerste sinds D-day worden de berichten rond de geallieerde opmars steeds wilder en onverifieerbaarder.
Op 4 september meldt minister-president Gerbrandy in zijn radiotoespraak dat de eerste geallieerden de Limburgse grens overschreden hebben – een staaltje onbedoeld fake news dat een eigen leven gaat leiden. De volgende morgen trekt Nederland massaal de straat op om de tanks binnen te halen die in Maastricht, Breda en Rotterdam zouden zijn gesignaleerd. Tegelijkertijd nemen 65.000 NSB’ers de benen richting het oosten, bang voor de gevolgen van hun Duitsgezindheid.
De verwachte tanks blijven echter uit. De gesignaleerde soldaten blijken slechts een verkenningseenheid. Alleen de zuidelijke provincies worden nog dat jaar bevrijd. Voor de rest van Nederland volgt eerst een lange Hongerwinter voor Duitslands definitieve overgave op 5 mei 1945.