Arbeidsmarktbeleid: werk in uitvoering
De aanloop naar Prinsjesdag is een goed moment voor beschouwing. Hoe staat het met het arbeidsmarktbeleid van het kabinet? Werk in uitvoering, zo zou ik het willen samenvatten.
Vorige week besprak ik de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) en het pensioenakkoord. Vandaag aandacht voor enkele terreinen waar het net iets anders loopt dan in het regeerakkoord voorzien, of waar het nog aan voortgang ontbreekt.
Zo stuitte het oorspronkelijke kabinetsplan om zzp’ers met een laag tarief voortaan aan te merken als werknemers, op juridische obstakels. Als alternatief wordt nu gewerkt aan een wet om vanaf 2021 een minimumuurtarief van 16 euro in te voeren.
Ook de aangekondigde webmodule voor opdrachtgevers loopt vertraging op. Wel worden de mogelijkheden voor zzp’ers om onderling prijsafspraken te maken vergroot. Zij mogen, vooruitlopend op de wetgeving, al afspreken het minimumtarief te gebruiken. Mogelijk wordt ook de zelfstandigenaftrek beperkt –dat zullen we op Prinsjesdag horen.
Vertraging was er ook voor het beloofde persoonlijke ontwikkelbudget. In 2020 blijft de fiscale scholingsaftrek daarom gehandhaafd. Vanaf 2021 komt er een ontwikkelbudget van 1000 euro per jaar voor iedereen die werk heeft of zoekt maar geen recht meer heeft op reguliere studiefinanciering. Dat budget kan eventueel worden aangevuld met een Levenlanglerenkrediet van DUO. Een mooie stap, al is geld alleen vermoedelijk niet genoeg om een echte cultuur van Levenslang Ontwikkelen (LLO) te bewerkstelligen, terwijl tijdige om- en bijscholing van levensbelang is voor duurzame inzetbaarheid.
Nieuw is dit jaar het gratis loopbaanadvies voor 45-plussers, dat wat mij betreft verder mag worden uitgebouwd tot een integrale en periodieke loopbaan-APK.
Er staan nog altijd te veel mensen, onder wie 55-plussers, statushouders en mensen met een beperking, langdurig langs de kant. Voor hen is er al het Financieel CV, dat alle speciale financiële tegemoetkomingen voor werkgevers inzichtelijk maakt. Vanaf 2021 komen er meer mogelijkheden voor werkhervatting vanuit de WIA, waarbij het praktische arbeidsongeschiktheidspercentage gedurende vijf jaar niet wordt verlaagd. Dat maakt het voor mensen met een IVA- of WGA-uitkering mogelijk om een tijdelijke of grotere baan te accepteren zonder het risico op een verlaagde uitkering na baanverlies.
Het succes van dit soort maatregelen is echter sterk afhankelijk van de bereidheid van werkgevers om deze groepen een kans te geven. Als ‘verleiden’ met subsidies niet voldoende is, dan is wellicht dwingender beleid nodig.
Al met al is er veel om tevreden op terug te kijken, maar er is ook nog veel werk aan de winkel. De vraagstukken op de arbeidsmarkt zijn divers –van flexibilisering tot robotisering, (om)scholing en (re)integratie– en hangen met elkaar samen. Minister Koolmees heeft daarom een onafhankelijke commissie ”Regulering van werk” (commissie-Borstlap) ingesteld die eind dit jaar een integraal advies zal uitbrengen over de toekomstige regulering van de arbeidsmarkt. Daarop zullen ongetwijfeld nóg meer wetsvoorstellen volgen. Kortom: de minister doet veel van wat in het regeerakkoord werd beloofd, maar is voorlopig nog niet klaar.
De auteur is econoom bij RaboResearch