Dankzij dierenvoedselbank lijdt hond geen honger
Honden, katten en konijnen in Amersfoort hoeven geen honger te lijden. Dankzij de dierenvoedselbank is hun maag gevuld.
Het is even wat rustiger aan de balie van dierenvoedselbank Amersfoort. „Net liep het storm”, lacht Monique IJsendorn (34). „Toen stonden er wel tien tegelijk binnen.” De Nijkerkse coördineert elke maand het uitgiftemoment. Ze schrijft nieuwe cliënten in, houdt bij welk voer de dieren krijgen en beantwoordt belletjes.
Even later druppelen er weerwat mensen binnen. Plastic tas onder de arm. De zestigjarige Riet –blond haar, dik winterjack aan– meldt zich bij IJsendorn. Ze komt nu een paar jaar bij de dierenvoedselbank, vertelt ze. Via de ‘gewone’ voedselbank, zoals de meesten hier.
Thuis heeft Riet een hond en twee katten. Ze is blij dat de dierenvoedselbank er is. „Anders redden de beesten het niet. Mijn katten zijn kieskeurig, maar gelukkig lusten ze het voer.”
Dierenvoedselbanken zijn er sinds 2007. De afgelopen jaren kwamen er steeds meer bij. Tussen 2017 en 2019 verdubbelde het aantal zelfs. Inmiddels zijn er veertig dierenvoedselbanken bekend in Nederland, onder meer in Wageningen, Vlissingen, Zoetermeer en Almere. Allen verstrekken diervoeder aan mensen die onder de armoedegrens leven.
Volgens IJsendorn neemt de vraag naar dierenvoedselbanken toe „doordat ze in het nieuws komen. Daarmee groeit de naamsbekendheid. En dat zorgt ervoor dat er nieuwe dierenvoedselbanken bij komen.”
Gezin
Zelf start IJsendorn als particulier, vier jaar geleden. „Ik had huisdieren en deelde soms voer dat ik over had, uit aan mensen in de buurt. Ik wilde graag structureel hulp bieden.”
Dus richt IJsendorn –via haar kerk betrokken bij het Leger des Heils– een stichting op, compleet met bestuur. Inmiddels draait de dierenvoedselbank Amersfoort drie jaar op de huidige locatie, het voormalige beheerderskantoor van woningbouwvereniging De Alliantie. Met zeventien vrijwilligers en negentig cliënten uit Amersfoort en omgeving.
Voer komt van diverse dierenspeciaalzaken, tuincentra en dierenartsen, maar ook van particulieren. Het is elke maand weer afwachten wat er binnenkomt, vertelt IJsendorn. „Soms valt het tegen. Dan krijgen de mensen een keer wat minder mee.”
Sceptici menen dat mensen die onder de armoedegrens leven helemaal geen huisdier zouden moeten hebben. IJsendorn kan zich deels in deze mening vinden. „Daarom mogen cliënten er ook geen dier bij nemen als ze bij ons ingeschreven staan.” Tegelijk nuanceert ze: „Mensen hebben vaak al huisdieren voor ze in de problemen komen. Een dier kan zijn baas bovendien uit een isolement halen. Dankzij hun hond komen onze cliënten nog eens buiten.”
Chihuahua
Rond half twee stroomt de kleine ruimte weer vol met baasjes. Een vrouw vertrekt met een krabpaal; zwart-witte chihuahua Louïse krijgt een tweedehands halsband aangemeten. Ook voor dierenspullen kunnen de baasjes bij de dierenvoedselbank terecht.
Jannie van de Kolk (63) komt met de scootmobiel uit Nieuwland om voer te halen voor haar parkiet en kat. Ze „zweette peentjes”, de eerste keer bij de dierenvoedselbank. „Ik vond het eng. Voor mij was het een hoge drempel om hierheen te komen.”
Eng vindt Van de Kolk het nu niet meer. Wel verdrietig. „Ik ben blij dat de dierenvoedselbank er is, maar het is wel heel erg dat het nodig is. Mensen maken hier noodgedwongen gebruik van.”
Ze peinst er niet over haar twee dieren weg te doen. „De kat heb ik na het overlijden van mijn man gekocht. Ik ben gehecht aan mijn beestjes.”