Milosevic ruziet over treinkaartjes
In het Milosevic-proces kwamen dinsdag enkele alledaagse aspecten aan de orde van de culturele onderdrukking waaraan de etnische Albanezen in Kosovo sinds 1990 werden blootgesteld. De aanklagers riepen Bajram Bucaliu als getuige op, een etnisch Albanese spoorwegambtenaar uit Kosovo.
De 44-jarige Bucaliu vertelde voor het Joegoslavië-tribunaal over het treinstation waar hij zeventien jaar had gewerkt, in een plaats die door de Serviërs Urosevac en door de Albanezen Ferizaj wordt genoemd. Op dat station werkten zo’n 25 mensen, circa zeventien Albanezen en ongeveer acht Serviërs. Tot 1990 kon iedereen zijn eigen taal gebruiken, en beide bevolkingsgroepen begrepen elkaar, aldus Bucaliu.
De dingen veranderden toen het Milosevic-bewind in 1990 de wetten aanscherpte, nadat de autonomie van de Servische provincie Kosovo was opgeheven. Er mocht alleen nog maar Servisch worden gesproken op het werk. „Je moest gehoorzamen of je baan opzeggen”, aldus Bucaliu. Spoorwegmedewerkers die weigerden zich aan het taalvoorschrift te houden, werden gestraft. „Soms werd drie of zelfs zes maanden lang 50 procent van het salaris ingehouden”, aldus Bucaliu.
Tijdens het kruisverhoor zei Slobodan Milosevic dat voor 1990 juist de Serviërs werden gediscrimineerd, terwijl hij ervoor zou hebben gezorgd dat beide bevolkingsgroepen gelijke rechten kregen. „Voor 1990 werden treinkaartjes soms alleen maar in het Albanees uitgeschreven, terwijl de passagiers Serviërs of Turken waren”, aldus de ex-president. Bucaliu vond dat „geen probleem”, zo antwoordde hij: „Tot 1990 was Albanees een officiële taal in Kosovo.” Milosevic bleef erop hameren dat het Albanees na 1990 een officiële taal bleef in Kosovo en dat hij er alleen maar voor gezorgd heeft dat ook de Servische taal werd gebruikt.
Milosevic en de getuige bleven lijnrecht tegenover elkaar staan: volgens Milosevic waren de treinkaartjes in Kosovo na 1990 tweetalig, volgens Bucaliu slechts in het Servisch. Op een gegeven moment was voorzittend rechter May het beu: Milosevic moest het tijdens het kruisverhoor, dat voor woensdag stond gepland, over iets anders hebben dan de taalkwestie.
Tijdens de ondervraging van Bucaliu dinsdag was de Braziliaanse VN-aanklaagster Cristina Romano dan ook ingegaan op ernstiger dingen dan al dan niet tweetalige treinkaartjes. Nadat eind maart 1999 de NAVO-bombardementen op Joegoslavië waren begonnen, kreeg Bucaliu van zijn baas te horen dat hij niet meer voor zijn werk op het station hoefde te verschijnen. Alleen Servische spoorwegmedewerkers waren nog welkom. Aan de hand van de aantekeningen over passerende treinen in de daarop volgende weken, die Bucaliu naar Den Haag had meegenomen, werd in de rechtszaal duidelijk wat daarvoor een reden geweest kan zijn: er passeerden veel meer en langere treinen dan gebruikelijk het station van Urosevac/Ferizaj. In die tijd werden namelijk honderdduizenden Kosovo-Albanezen per trein gedeporteerd naar de buurlanden Macedonië en Albanië.
Ook Bucaliu moest in april zijn dorp vlak bij Ferizaj verlaten. Met zo’n 2500 andere mensen stapte hij op een trein, op het station waar hij jarenlang had gewerkt. De eerste trein mocht van de Macedonische autoriteiten de grens niet over. De volgende dag lukte de reis met een andere trein wel. Het laatste stuk tot de grens moest Bucaliu lopen. De Servische politie maande Bucaliu en zijn medevluchtelingen om op het spoor te blijven. Daarnaast zouden mijnen liggen.
Toen Milosevic in juni 1999 na wekenlange bombardementen had ingebonden en een internationale troepenmacht Kosovo was binnengetrokken, keerde Bucaliu naar zijn dorp terug. De enige twee inwoners die waren achtergebleven, twee bejaarden, waren dood en verbrand. Het huis van Bucaliu was platgebrand, evenals die van zijn twee broers en tal van andere huizen in het dorp.
De rechters van het Joegoslavië-tribunaal bepaalden dinsdag dat Milosevic in de gelegenheid moet worden gesteld om alle getuigen tegen hem te onderwerpen aan een kruisverhoor, ook diegenen die hun verklaringen schriftelijk hebben ingediend.
De uitspraak van de rechters is een kleine overwinning voor Milosevic op de aanklagers. Die hadden gevraagd om 23 Kosovaarse getuigen, die hun verklaringen op schrift hebben gesteld, te ontheffen van hun verplichting om voor het tribunaal te verschijnen. De aanklagers hoopten zo tijd te besparen in het proces dat waarschijnlijk toch al ongeveer twee jaar zal gaan duren.
De voorzittende rechter Richard May zei dinsdag dat de verklaringen alleen als bewijs zullen worden aanvaard als de getuigen indien daartoe opgeroepen, vragen van de verdediging, in casu Milosevic zelf, komen beantwoorden. Milosevic heeft gezegd dat hij iedere getuige tegen hem aan een kruisverhoor zal onderwerpen.
De rechters bepaalden ook dat er maximaal vier geschreven getuigenissen per gebeurtenis mogen worden ingediend.