„Wij zullen ons nooit meer overgeven aan Japanners”
De herinnering aan Japanse agressie in de Tweede Wereldoorlog mag steeds meer iets van bejaarde overlevenden zijn; in Oost-Azië is die nog hoogst actueel. Vanwege de handelsoorlog tussen Seoul en Tokio. „We capituleren nooit meer voor Japan.”
Het zal door die andere commerciële ruzie komen, tussen de VS en China, dat de handelsoorlog tussen Japan en Zuid-Korea in de schemerzone van het nieuws blijft hangen. Toch gaat het er in dat conflict ook fel aan toe: pijn over aangedaan leed tijdens de Tweede Wereldoorlog is namelijk brandstof voor deze ruzie. Donderdag wordt de overgave van Japan in 1945 herdacht.
Het handelsconflict oogt zakelijk en technisch. Japan besloot begin vorige maand de export van chemische producten naar Zuid-Korea te beperken. Dat klinkt onschuldig, maar het betrof wel grondstoffen die Zuid-Korea nodig heeft voor de productie van belangrijke exportgoederen, waaronder smartphones.
Een maand later, op 2 augustus, namen de Japanners een tweede stap: Zuid-Korea verloor zijn status als bevoorrechte handelspartner. Deze maatregel kwam neer op een regelrechte verdachtmaking: Zuid-Korea was niet te vertrouwen.
Met deze acties bracht Japan de Zuid-Koreanen een vanuit economisch oogpunt harde slag toe. Het kon niet anders of daar moest meer achter zitten en dat houdt verband met een thema dat in Zuid-Korea nog altijd actueel is: de Japanse bezetting voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog en de door Japanse militairen begane wreedheden.
Wie WOII zegt en aan Korea denkt, die komt al snel uit bij de Koreaanse „troostmeisjes”. Dat is een nogal smakeloze typering van vrouwen die tot prostitutie werden gedwongen door het Japanse keizerlijke leger. Het betrof zo’n 200.000 vrouwen en die kwamen niet alleen uit Korea. Ook Indonesische, Nederlandse, Chinese en Filipijnse vrouwen werden op deze manier misbruikt.
Japan sloot in 1965 een overeenkomst met Zuid-Korea waarin een schadevergoeding voor aangedaan leed onder dwangsprostituees werd geregeld. Tokio verleende het land economische steun ter waarde van zo’n 300 miljoen dollar en leningen van nog eens 200 miljoen dollar. Daarmee was de zaak afgedaan, meenden de Japanners. Niet dus. Al snel kwam er verzet vanuit de Zuid-Koreaanse samenleving. De deal zou „tussen regeringen” zijn gesloten en niet met slachtoffers zelf. Die kritiek bleef, ook toen Japan in 2015 omgerekend zo’n 7,6 miljoen euro stortte in een fonds dat geheel ten goede kwam aan nog levende dwangprostituees.
Daarna bleef de onvrede echter knagen onder Zuid-Koreanen. Uit een peiling in 2017 bleek dat driekwart van de burgers vond dat de kwestie níet was opgelost.
Eind 2018 veroordeelde het Zuid-Koreaanse hooggerechtshof diverse Japanse bedrijven die bij de oorlog betrokken waren tot schadevergoedingen aan individuele slachtoffers van dwangprostitutie of aan hun nabestaanden. Tokio beschouwde dit vonnis als een schending van het verdrag uit 1965 en concludeerde dat Zuid-Korea een onbetrouwbare partner was geworden.
Daarna ging het tussen de twee landen van kwaad tot erger. Een militair incident op zee leidde eind vorig jaar tot beschuldigingen over en weer en verdiepte het wantrouwen.
Ernstig is dat in beide landen een nieuwe generatie politici aan de macht is die ten aanzien van het recente verleden het tegenovergestelde wil. In Japan kijkt men vooral vooruit. Politici weigeren zich schuldig te voelen over een oorlog die ze niet hebben meegemaakt. Een van hen is Japans huidige premier Abe.
In Zuid-Korea wil een generatie politici juist wél afrekenen met het naoorlogse verleden, en vooral de „achterkamertjesdiplomatie” van diverse regeringsleiders met Japan is hun een doorn in het oog. Een van deze critici is de huidige president van Zuid-Korea, Moon Jae-in. Fel en vol oorlogsretoriek was dan ook Moons reactie op de Japanse strafmaatregelen. Hij bezwoer twee weken terug dat zijn land „zich nooit meer aan Japan zou overleveren.”
Ook het Westen en vooral de VS moet zich zorgen maken. Japan en Zuid-Korea zijn immers bondgenoten die helpen om China in het gareel te houden. Met geruzie zullen de Chinezen zeker blij zijn.