Tiener in Mongolië: Corry gaf mij m’n benen terug
De een is thuis mishandeld of misbruikt, de ander heeft op straat geleefd. In gezinshuizen in Mongolië biedt Corry Vreugdenhil kwetsbare kinderen liefde en veiligheid. „Het belangrijkste is dat ze het Evangelie horen. Dat verandert levens echt.”
In haar appartement in Rotterdam-Hillegersberg zet Corry Vreugdenhil koffie en appelkoek op een kleurrijk Mongools tafeltje. Bijna veertig jaar geleden betrok ze de woning, toen ze als kleuterjuf op de christelijke nationale Heijbergschool in de buurt werkte. Sinds ze in 2002 met de vut ging, woont ze het grootste deel van het jaar in Mongolië. Tijdens een verlofperiode deze zomer vertelt ze gepassioneerd over haar werk.
In de jaren dat Vreugdenhil op de Rotterdamse school lesgeeft, komt ze al geregeld in het buitenland. Ze neemt meer dan eens onbetaald verlof om christelijke projecten in Israël en Thailand te ondersteunen. In 1998 reist ze voor het eerst naar Mongolië. Ze bezoekt het land samen met een echtpaar dat hulp biedt aan kinderen die op straat zwerven en slapen rond warmwaterbuizen in tunnels onder de grond. „Dat was schokkend om te zien. We bezochten ook weeshuizen, waar kinderen achter slot en grendel zaten.”
Als het Nederlandse echtpaar vanwege familieomstandigheden onverwachts terug naar huis moet, blijft Vreugdenhil nog enige tijd alleen in Mongolië. „Ik bad elke dag: „Wat kan ik betekenen voor de bevolking hier?” Er kwamen dan altijd mensen op mijn pad die ik kon helpen door bijvoorbeeld iets te eten te geven.”
Een jaar laar bezoekt ze het land opnieuw. „Ik deelde onder meer boekjes over de Bijbel uit op straat, maar ik besefte: hier is structurele hulp nodig. Hoewel ik nooit het plan had een organisatie op te richten, is het toch zo geleid dat ik in 1999 de Asian Foundation ben begonnen.”
Twee jaar later opent het eerste ”foster home” (gezinshuis) van deze christelijke organisatie de deuren. Zeven kinderen krijgen opvang in een flatje in de Mongoolse hoofdstad Ulaanbaatar. Inmiddels heeft de Asian Foundation vijf huizen, elk voor acht tot twaalf kinderen. Als ze 18 jaar worden, kunnen ze nog een periode in een locatie voor begeleid wonen verblijven, voordat ze op zichzelf gaan wonen.
In het begin zoekt Vreugdenhil via lokale kerken –vooral evangelische en pinkstergemeenten– echtparen die in de gezinshuizen zorg en begeleiding kunnen bieden. „Ik wilde dat de kinderen Mongools zouden worden opgevoed, niet westers. In de praktijk bleek dat veel Mongoolse mannen geregeld klappen uitdelen. Daarom bieden we nu alleen opvang en begeleiding door vrouwen.”
Onder de zweren
Sinds 2002 woont Vreugdenhil, die gaandeweg de Mongoolse taal leert, zo’n negen maanden per jaar in het Aziatische land. Ze bezoekt de gezinshuizen –vier in de hoofdstad en één op het platteland– wekelijks. „Ook hebben we elke week een stafmeeting. Dan bidden we voor de komende week en voor problemen die er zijn. Als kinderen problematisch gedrag vertonen, bijvoorbeeld stelen, ga ik met hen in gesprek.”
Meer dan eens hangt probleemgedrag samen met traumatische ervaringen die de kinderen hebben opgedaan, zegt Vreugdenhil. „Alcoholisme komt in Mongolië veel voor. Dat leidt ertoe dat kinderen worden mishandeld en op straat belanden. In een van onze huizen zit een meisje dat als baby door haar vader tegen een muur werd gegooid. Moeder heeft daarna haar man vermoord en zit zeventien jaar in de gevangenis.”
De meeste bewoners van de gezinshuizen komen via de kinderbescherming of de politie bij de Asian Foundation terecht. „De politie haalt kinderen van de straat. Ze komen dan in een opvangcentrum van de politie. Dat is bedoeld voor twee weken, maar soms zitten ze er wel een jaar.”
Vreugdenhil herinnert zich een bezoek aan zo’n centrum, jaren geleden. „We hadden op dat moment plek voor één kind en ik moest een keus maken. Mijn oog viel op een jongetje dat onder de zweren zat en er heel slecht uit zag. Inmiddels woont hij lange tijd bij ons. Hij is nu zestien jaar.”
Geëmotioneerd vertelt Vreugdenhil wat ze vorig jaar op haar verjaardag van hem hoorde. „Deze jongen, die normaal heel stil is, zei toen: „Ik zal nooit de dag vergeten dat Corry mij kwam halen. In de opvang waar ik zat, spogen de oudere jongens op mijn eten en aten het daarna zelf op. Ik was zo zwak dat ik zelfs niet meer kon lopen. Corry nam mij mee en gaf mij m’n benen terug.””
Zo heeft elk kind een verhaal. „Ik denk aan een meisje dat voor de derde keer in het ziekenhuis lag. Haar moeder had het kind zo geslagen dat ze een gebroken arm en sleutelbeen had. Het ziekenhuis wilde haar niet terug naar huis laten gaan. Ze is toen bij ons gekomen en is nu een blije tiener.”
Beroepsopleiding
De Asian Foundation biedt niet alleen een veilig onderkomen, maar ook scholing. „Elk kind krijgt de mogelijkheid te doen wat hij kan. Voor de een betekent dit dat hij na het basisonderwijs een beroepsopleiding volgt, een ander gaat naar de universiteit. Op dit moment is er bijvoorbeeld een tiener die rechten studeert, terwijl een ander een opleiding volgt om bij de douane te werken.”
Het belangrijkste is voor Vreugdenhil niet dat de kinderen in het overwegend boeddhistische land een goede baan krijgen. Ze wil hen vooral het Evangelie meegeven. „Alleen als ze de Heere Jezus leren kennen, verandert hun leven echt. Als we de kinderen niet over Hem zouden vertellen, zouden we slechts ontwikkelingswerk doen. Dat wil ik niet. Het vraagt veel wijsheid om hier op een goede manier mee om te gaan, want evangelisatiewerk door hulporganisaties is officieel verboden”, zegt Vreugdenhil, die in Rotterdam is aangesloten bij evangelische gemeente De Brandaris.
Ze is dankbaar voor de jongeren die een goede plek in de Mongoolse samenleving hebben gevonden. „Soms kom ik ze jaren later weer tegen. Diverse jongens die bij ons hebben gewoond, zijn nu getrouwd. Ze hebben kinderen en een goede baan.”
Maar het werk brengt ook teleurstellingen mee. Vreugdenhil vertelt over twee meiden die op hun achttiende wegliepen. „Ze werden ’s nachts gevonden in een bar of nachtclub. We namen ze mee, maar kort daarna liepen ze weer weg. De een zei dat ze bij haar moeder ging wonen, de ander bij een zus. Intussen doen ze alles wat verboden is. Dat is heel verdrietig, maar we blijven voor hen bidden. Soms komen ze op bezoek in hun vroegere gezinshuis.”
Bloemen
Het contrast tussen Mongolië en Nederland is groot, maar in beide landen voelt Vreugdenhil zich thuis. „Als ik hier ben, vind ik het heerlijk dat ik water uit de kraan kan drinken en ik geniet van de bloemen. Die heb je in Mongolië bijna niet. Maar als ik weer in Ulaanbaatar kom en merk hoe blij de kinderen zijn als ze me weer zien, voel ik me daar net zo goed thuis.”
De koude temperaturen –in de winter vriest het dertig tot veertig graden– en de luchtverontreiniging in het Aziatische land neemt ze voor lief. „Kou vind ik geen probleem. Daar kleed ik me op. Erger is de ernstige luchtverontreiniging. De ziekenhuizen liggen vol kinderen met ademhalingsproblemen. In de winter stoken mensen in zelfgebouwde huisjes of tenten –girs– rond Ulaanbaatar dag en nacht kolen. De scholen zijn dan een maand gesloten vanwege de vuile lucht, die als een mist over de stad hangt.”
In augustus wordt Vreugdenhil 78 jaar. Ze beseft haar kwetsbaarheid, mede doordat ze in 2012 in Mongolië ernstig ziek was. „Ik heb een hersenbloeding gehad. Nadat ik een week in het ziekenhuis had gelegen, ben ik met een vliegtuig naar Hong Kong gegaan om te worden geopereerd. Een van onze medewerkers, Hongoroo, heeft toen als een dochter voor me gezorgd. Het is een wonder dat ik helemaal ben opgeknapt.”
Vreugdenhil is blij dat ze in Hongoroo een bekwame opvolger heeft gevonden. „Als kind woonde ze in een van onze huizen. Ze studeerde Engels en rechten. Inmiddels is ze dertig jaar. Ze is getrouwd en heeft twee kinderen. Het is een slimme vrouw. Sinds vijf jaar werkt ze als manager bij ons. Ergens anders zou ze gemakkelijk drie keer zo veel kunnen verdienen, maar ze ziet dit werk als haar bediening. Ze is oprecht christen en doet dit met heel haar hart. Ik zie dat ze zich steeds meer ontwikkelt tot directeur.”
Vreugdenhil ervaart God haar in het werk in Mongolië „stap voor stap heeft geleid en gezegend. Elke maand is het weer een wonder dat we genoeg geld hebben. Hij laat niet los wat Zijn hand begon.” Of ze zelf nog lang in Mongolië actief kan blijven, weet ze niet. „Twintig jaar geleden vroegen mensen al: „Hoe moet het als je er zelf niet meer heen kunt?” Dan zei ik: „Weet jij het? Ik niet. Maar God weet het.” Er zijn Mongolen die bidden dat ik 100 jaar mag worden. Zo lang het kan, zal ik naar Mongolië blijven gaan. En als het niet meer kan, stop ik ermee.”
Hulp aan kinderen in Mongolië
Mongolië is een Aziatisch land, gelegen tussen China en Rusland. Het telt een kleine 3 miljoen inwoners van wie ruwweg de helft in en rond de hoofdstad Ulaanbaatar woont. De bevolking op het platteland leidt grotendeels een nomadisch bestaan. Tot 1990 was Mongolië een communistische staat. Daarna kwam er een proces van democratisering op gang. De sociaaleconomische problemen, zoals armoede en verslaving, in het land zijn groot.
Corry Vreugdenhil bezocht Mongolië in 1998 voor het eerst. „In het begin zag ik af en toe een auto rijden. Tegenwoordig zijn er lange files. Het verschil tussen arm en rijk wordt steeds groter. In Ulaanbaatar neemt het aantal luxe warenhuizen toe. Als je uit zo’n winkel komt en je loopt vijf of tien minuten, dan tref je links en rechts mensen in grote armoede aan.”
In 1999 richtte Vreugdenhil de Asian Foundation op. Deze christelijke organisatie biedt in vijf gezinshuizen opvang, scholing en psychologische begeleiding aan in totaal vijftig kwetsbare kinderen. Velen hebben op straat geleefd en zijn slachtoffer van mishandeling of seksueel misbruik. Vanaf hun achttiende kunnen ze terecht op een plek voor begeleid wonen, totdat ze een zelfstandig bestaan kunnen leiden.
De begeleiding wordt geboden door Mongoolse christenen, veelal aangesloten bij evangelische gemeenten of pinksterkerken die vanaf 1990 zijn ontstaan. De meeste inwoners van het land zijn boeddhistisch.