Rubriek Ter plekke: Schrijven onder pseudoniem
Naast vele andere staan in mijn werkkamer vier boeken. Drie van de Overijsselse archivaris mr. J. I. van Doorninck en een van A. de Kempenaer. Over hetzelfde onderwerp: anonieme („vermomde en naamlooze” noemt Van Doorninck hen) schrijvers. Honderden pseudoniemen staan daarin. Pseudoniem komt uit het Grieks en betekent ”valse naam”. In het Latijn is het ”alias”. Wij gebruiken soms het woord ”schuilnaam”.
Dat woord zegt het al: iemand die zich verschuilt. Waarom? Soms omdat een schrijver slecht verkoopt. Dat overkwam de romanschrijver Paul Goeken. De verkoop van onder zijn eigen naam verschenen boeken stagneerde. Hij gooide het over een andere boeg: onder zijn fraai klinkende schuilnaam Suzanne Vermeer ging de ene na de andere seculiere vakantieroman als warme broodjes over de toonbank.
De Vlaamse Willem Elsschot –op het voortgezet onderwijs lazen we zijn boek ”Kaas”– heette Alphonsus Josephus de Ridder. Hij deed zijn naam geen eer aan: ridders strijden met een open vizier en hebben vrees noch blaam.
Onder de naam Wilma verschenen zo’n veertig boeken. Voluit heette ze Wilma Vermaat. In Lieren is de Wilmalaan; in Beekbergen staat haar standbeeld. „Een schrijfster met een duidelijk christelijke signatuur”, zo las ik, hoewel geen reformatorische. Het is bekend dat zij nooit onwaarheid sprak. Ook niet toen Duitsers aan haar deur kwamen en vroegen of zij onderduikers had. „Ja!” was haar antwoord. Zó stellig dat de aasgieren haar niet geloofden en vertrokken. Zonder huiszoeking.
Wie kent niet het pseudoniem voor ds. Nicolaas Beets? Onder zijn schuilnaam Hildebrand gaf hij zijn ”Camera Obscura” aan de drukker. Ds. Willem Barnard is dezelfde als Guillaume van der Graft. Martien, een neef van ds. N. H. Beversluis, die betrokken was bij de totstandkoming van de Gereformeerde Gemeenten, was van een gans andere richting: spiritist. Hij gebruikte naast drie hele ook een ‘halve schuilnaam’: Martien B. Versluis of M. B. Versluis. Aardig gevonden! Datzelfde geldt dichteres Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans: Vasalis is Latijn voor Leenman. In Nijmegen herinnert een straat aan haar. .
Hoe zit het met de ”bevindelijken”? In De Vriend van Oud en Jong stond geen enkele medewerker onder eigen naam vermeld. Daar las je bijvoorbeeld bijdragen van Jan de Timmerman. In GezinsGids verzorgde ”Oom Ben” (J. Kramp) de puzzelrubriek en in de Kerkbode van Gouda deed ”Oom Ton” (ir. T. Drost) jarenlang hetzelfde. Ds. L. Rijksen ondertekende zijn artikelen in De Saambinder met drie sterretjes, en als we in datzelfde blad onder een artikel zien staan ”v.A.” weten ingewijden en méér dan die dat deze initialen staan voor ds. G. J. van Aalst. Niks mis mee, trouwens. En oudvaders? Sommigen grossierden in schuilnamen. Mr. Eeuwout Teellinck, broer van ds. Willem, had er drie: Irenaeus Philaletius, Philaletius Zerubaäl en Alexius Philopater. Ds. Jacobus Koelman bediende zich van de schuilnaam Theophilus Parresius. Ook zijn er schrijvers verborgen achter initialen. Er wordt gezocht naar de auteur van ”Eens hemelings voortgang”: P.H.A.I.C.B. Dat achter NSVL de bevindelijke auteur N. S. van Leeuwaarden schuilgaat, weten we. Maar waarom een pseudoniem? Kom er maar voor uit wie je bent. Ik hoorde ds. J. H. C. Olie (1936-2006) eens met een kwinkslag zeggen: „Mijn naam is Olie, en mijn boeken lopen gesmeerd”…