Voorbede
Romeinen 8:15a
„Maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader.”
Ik zal de begeerten van mijn hart wijd uitstrekken, omdat Jezus’ gebed en Zijn verzoek nooit worden afgeslagen als Hij voor mij voor het aangezicht van God verschijnt. Zo weet ik dat mijn smekingen en ernstige gebeden zullen verhoord worden.
Och, dat mijn oog U ook zien mocht. Niet in Uw toorn, want dan zou ik uitroepen: Wend Uw aangezicht en Uw verschrikking van mij af en maak mij niet verbaasd (Job 13:21). Noch in de glans van Uw uitnemende heerlijkheid, want dan zou ik met schrik en beven van verre staan en met beschaamdheid van aangezicht zeggen met Uw knecht: Wee mij, want ik verga, want mijn ogen hebben de Koning, de Heere der heirscharen, gezien, wij zullen zeker sterven (Jesaja 6:5; Richteren 13:22). Maar laat mij Uw aangezicht zien in Uw Zoon Jezus Christus, opdat dit Bochim (zij die wenen) mocht worden veranderd in een Pniël, omdat ik God gezien heb en mijn ziel gered is geweest. O Heere, zend de Geest van Uw Zoon in mijn hart, door Wie ik roep: Abba, Vader. Hogepriester Jezus, leer mij bidden en bid voor mij bij Uw Vader, terwijl ik bid. Toon Hem het wierookvat met zijn reukwerk en leg dit met de gebeden van alle heiligen op het gouden altaar dat voor de troon van God is. O Heilige Geest, bid voor mij met onuitsprekelijke verzuchtingen.
Cornelia Leydekker, Middelburg
(”Ernstige ziel-betrachtingen in heylige alleen-spraeken voor, onder, en na het houden der H. Avondmaels”, 1695)