12 juni 1999, de dag dat de NAVO Kosovo binnentrok na drie maanden van aanvallen op Servische troepen, markeert het moment waarop Belgrado de zeggenschap over zijn voormalige provincie verloor.

Clinton is in Kosovo zeer geliefd omdat hij voorstander was van die interventie, die de Servische troepen dwong zich terug te trekken uit hun strijd met etnisch-Albanese separatisten. Door de oorlog kwamen 13.000 mensen om het leven, voornamelijk Albanezen uit Kosovo.

Toch is het pad van Kosovo naar soevereiniteit allesbehalve soepel verlopen. Belgrado weigert nog steeds officieel de onafhankelijkheid te aanvaarden die zijn voormalige provincie in 2008 heeft uitgeroepen. Hoewel Kosovo de steun heeft van de Verenigde Staten en het grootste deel van het Westen, erkennen Rusland en China Kosovo niet als onafhankelijke staat.

Clinton, die in Kosovo bijna als ‘founding father’ wordt beschouwd, zal woensdag in het centrum van Pristina een toespraak houden, waar een standbeeld van hem staat en een boulevard naar hem is genoemd.

Toen de Amerikaanse ex-president dinsdag in Pristina aankwam, eerde president Hashim Thaçi hem met een medaille, als “blijk van waardering” voor de “vrijheid die hij ons heeft gebracht”. Een lachende Clinton zei dat hij “altijd trots zou zijn” op zijn bijdrage.