Franse herinneringen aan D-day
Opwinding beving veel Normandiërs toen ze merkten dat de geallieerden in hun ‘achtertuin’ waren geland. Ze gingen massaal hun huizen uit, de staat op. Maar de prijs zou hoog blijken.
Het onweert, dacht de moeder van Bernard Gourbin toen ze op 5 juni 1944 vlak voor middernacht aanhoudend gerommel hoorde. Ze probeerde verder te slapen, maar het lukte niet meer: het geluid bleef aanhouden. Ook de 15-jarige Bernard kon de slaap niet meer te vatten. De deuren van de slaapkamers stonden half open en vanuit bed praatten zoon en ouders met elkaar. „Er is iets ongebruikelijks aan de gang”, zei de moeder ten slotte.
„Wat als ze geland zijn?” antwoordde Bernard. Zijn vader stemde in: „Ze vertellen ons al weken dat ze komen, eindelijk zijn ze gearriveerd.” De hele familie ging uit bed, de straat op. Daar hadden zich nog veel meer dorpelingen verzameld, soms nog met de slaap in de ogen. „Ze zijn geland!” riepen sommigen enthousiast. „Denk je het echt?” reageerden de sceptici.
De optimisten hadden gelijk. Ze waren geland, de geallieerden. De familie Gourbin en de andere inwoners van Ferté-Macé, een dorp ten zuidoosten van Caen, kregen het nieuws de volgende dag bevestigd via de BBC. „Na vier jaar van bezetting was het voor ons moeilijk te geloven”, herinnerde Barnard Gourbin zich later. „En het gebeurde in onze achtertuin: hier in Normandië!”
Bitterzoet
De herinneringen van Gourbin staan in ”D-day through French eyes” (”D-day door Franse ogen”), een boek van de Amerikaanse hoogleraar geschiedenis Mary Louise Roberts. Ze beschrijft hoe Fransen al dagen, maanden, jaren wachtten op de invasie van de geallieerden. Zeker gedurende het voorjaar van 1944 waren de verwachtingen hoopgespannen. Toen het stil bleef, vergleed bij veel mensen de hoop. Maar die nacht bleek het dan eindelijk zo ver.
Ze konden in die nacht, daar in de straten van Ferté-Macé, onmogelijk bevroeden hoe bloedig de strijd zou worden. De Slag om Normandië zou aan honderdduizenden soldaten het leven kosten. Bovendien vonden er duizenden Franse burgers de dood – velen door ‘bevriend’ vuur, dat van de bevrijders. Het maakt de herinnering aan D-day voor veel Fransen bitterzoet.
Voor mevrouw Hamel-Hateau, lerares in Neuville-au-Plain, was de inval vooral een avontuur. Ze hoorde op de avond van 5 juni ongewoon veel vliegtuigen overvliegen, vertelt ze in het boek van Roberts. Bovendien lichtte de lucht rood op. „Ik ging uit mijn bed en al snel was de hele familie op.” Het geluid leek na verloop van tijd echter weg te sterven en iedereen ging terug in bed.
Hamel-Hateau bleef echter naar buiten staren. Half slapend zag ze schaduwen uit de lucht neerdalen, als grote paraplu’s. Ze dacht dat ze het zich verbeeldde, maar het bleek realiteit: de schaduwen waren parachutisten, paratroepers die vooruitgestuurd waren om de situatie aan de grond in kaart te brengen.
„Een sterke nieuwsgierigheid die sterker was dan de angst” dreef de lerares het huis uit. Op een naburig erf trof ze een van top tot teen bewapende man aan, zittend op de rand van de afscheiding. Hij wenkte haar. „Het is de grote invasie”, vertelde die in rond Frans. „Duizenden en duizenden paratroepers landen vannacht op het land.” De man zei dat hij een Amerikaanse soldaat was, zoon van een Franse moeder.
De militair wilde weten of er Duitsers in de buurt waren. De onderwijzeres kon hem geruststellen: die waren in het dorp niet gelegerd. Toen hij vroeg of Hamel-Hateau een beschutte plek wist waar hij veilig bij een lamp op zijn kaart kon kijken, bood ze haar huis aan.
De kaart leerde de paratroeper dat hij ver van de plek was geland die hij in gedachten had. De man vouwde vervolgens zijn kaart dicht, gaf de kinderen in huis wat chocolade, keek op zijn horloge en vertrok in het donker. Hamel-Hateau had onwillekeurig ook op haar horloge gekeken: het was tegen halftwaalf in de avond.
Niet lang daarna vlogen er toestellen laag over, die in op de velden in de buurt manschappen dropten. Hamel-Hateau herinnerde zich hoe de lucht was gevuld met parachutisten. „Het was als in een droom.”
Bombardementen
De realiteit was een nachtmerrie, zo bleek al snel. De Britse historicus Anthony Beevor, auteur van de bestseller ”D-day”, oordeelde dat „onnodig” veel Franse burgers de dood vonden bij geallieerde bombardementen. Alleen al in de hoofdstad van de Calvados, Caen, vielen er duizenden doden.
In Lisieux, op zo’n 60 kilometer van Caen, waren er 800 burgerdoden te betreuren. Bij de herdenking van D-day in 2013 haalde Guy Lemessier, een oudijzerhandelaar, herinneringen op aan de dag van de bombardementen. Hij was op 6 juni 1944 acht jaar en alleen thuis met zijn moeder. Zijn vader was naar een begrafenis in Rouen.
„Er vond een eerste bombardement plaats rond 20.30 uur, vlak bij het station”, vertelde hij volgens een reportage van zender Ouest France bij de herdenking. Het maakte veel inwoners alert: wie kon slapen, ging met kleren aan naar bed. „Een wijze beslissing”, aldus Lemessier. „Want tegen middernacht zag ik vanuit mijn kamer een vliegtuig vlak over het station vliegen. Een uur later begon de stortvloed.” Een stortvloed van bommen.
Toen de bommenregen ten einde was, lag driekwart van de stad in puin. Zijn moeder deed melk in thermosflessen en pakte dekens in. Met een karretje achter de fiets vertrokken ze uit de stad. Lemessier herinnerde zich dat hij naast Café Français twee benen zag bungelen uit een bed dat half in het luchtledige balanceerde.