Buitenland

Militair ingrijpen vereist altijd een plan B

Dreigt er een nieuwe oorlog in het Midden-Oosten? De spanningen tussen Iran en de Verenigde Staten lijken alleen maar op te lopen. Buitenlandse interventies hebben in die regio een oplossing lang niet altijd dichterbij gebracht. Maar er zijn ook uitzonderingen. Over zin en onzin van militair ingrijpen.

3 June 2019 17:07Gewijzigd op 16 November 2020 16:12
Amerikaanse marine in de Golf. beeld AFP, US Navy
Amerikaanse marine in de Golf. beeld AFP, US Navy

Nacht over Bagdad. De contouren van de Iraakse hoofdstad steken scherp af tegen de heldere woestijnhemel. Plotseling trekken felle lichtflitsen langs het zwerk. Even later klinken de eerste explosies. Operatie Desert Storm is begonnen.

We schrijven 17 januari 1991. Vijf maanden eerder heeft het Iraakse leger het olierijke buurlandje Koeweit bezet in een pijlsnelle militaire operatie. De Iraakse president Saddam Hussein denkt met zijn actie weg te komen. Maar hij heeft buiten de internationale gemeenschap gerekend – de Verenigde Staten voorop. Nog geen half jaar later leidt Amerika het grootse luchtoffensief uit de geschiedenis en het omvangrijkste grondoffensief sinds de Tweede Wereldoorlog.

Binnen zeven weken is Koeweit bevrijd, lijden de Iraakse strijdkrachten immense verliezen en ligt de weg naar Bagdad voor de geallieerde troepen open. Maar zover komt het niet. De Amerikaanse president George Bush besluit tot een staakt-het-vuren. Missie volbracht.

Twaalf jaar later herhaalt zich het nachtelijke tafereel boven Bagdad. Opnieuw ligt de Iraakse hoofdstad onder vuur. Dit keer omdat Saddam ervan wordt verdacht massavernietigingswapens te produceren en te bezitten. Hij weigert nog langer VN-inspecteurs toe te laten om Iraakse nucleaire installaties te controleren en zet de aanwezige waarnemers het land uit. Ook nu vormt het Iraakse leger geen partij voor de internationale troepenmacht, zij het dat wereldopinie sterk verdeeld is over de vraag of militair ingrijpen wel gerechtvaardigd was.

2019-06-01-katZA_-bij-lincoln01-1-FC-V_web.jpg
Amerikaanse marine in de Golf. beeld AFP, US Navy

Desondanks gaat deze operatie veel verder dan die van 1991. Irak wordt bezet. En dat is dan slechts de opmaat naar een onvoorstelbare chaos die het land in de jaren daarna overspoelt. Bloedige aanslagen eisen niet alleen de levens van talloze Irakezen, maar ook van duizenden Amerikaanse, Britse en andere buitenlandse soldaten. Bovendien wordt met de invasie de kiem gelegd voor het ontstaan van al-Qaida in Irak en andere terreurorganisaties. En uiteindelijk voor Islamitische Staat.

Doelstellingen

Dat is achteraf geredeneerd. Maar dat is precies het probleem met veel militaire interventies. Die staan of vallen met een vastomlijnd plan vooraf, met duidelijke doelstellingen en –als het even kan– een termijn waarbinnen de operatie ruwweg moet zijn afgerond.

Belangrijker is echter nog een plan B. Wat volgt erop? En wat doe je als één of meer doelstellingen niet worden gehaald of als zich onverwachte ontwikkelingen aandienen? Dat laatste was het geval in Irak. En het was pijnlijk duidelijk dat de Amerikaanse strategie na de invasie vooral bestond uit reageren op nieuwe situaties die het Pentagon niet of nauwelijks had voorzien.

In de 21e eeuw zijn die voorwaarden voor een geslaagde militaire interventie alleen maar belangrijker geworden. Een groeiend aantal landen –vooral in het Midden-Oosten– is ten prooi gevallen aan opstanden, veelal van radicaal-islamitische terreurbewegingen of milities die door regionale grootmachten worden gesteund. Dergelijke conflicten vergroten de kans op buitenlands ingrijpen aanzienlijk. Syrië en Jemen zijn daar de sprekende voorbeelden van.

Juist in die landen verliep buitenlandse interventie niet volgens het internationaal-juridische ‘boekje’. Diverse staten besloten min of meer op eigen houtje militair in te grijpen. Vooral om hun eigen strategische belangen veilig te stellen. Maar met alle soms vérstrekkende gevolgen van dien.

Veiligheidsraad

In Syrië dreigde af en toe een regelrechte confrontatie tussen supermachten Rusland en de Verenigde Staten doordat beide landen zeer actief verschillende partijen in de Syrische burgeroorlog steunden. In Jemen vechten Iran en Saudi-Arabië een oorlog-op-afstand uit, tegen de achtergrond van het aloude conflict tussen soennieten en sjiieten en de strijd om de hegemonie in het Midden-Oosten. En dat alles over de rug van de bevolking. Syrië ligt in puin; het totaal aantal doden is slechts bij benadering bekend. In Jemen voltrekt zich een van de grootste humanitaire drama’s in de moderne geschiedenis.

Volgens het internationale recht moet de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties militair ingrijpen goedkeuren. Oplossing van conflicten door middel van diplomatie als alternatief voor oorlogvoeren is het uitgangspunt van de volkerenorganisatie. Maar er zijn situaties waarin ingrijpen noodzakelijk is.

De eerste grote interventie onder toezicht van de VN had plaats in het begin van de jaren 50 in Korea. Ook verleende de Veiligheidsraad onder andere mandaat voor militaire operaties in voormalig Joegoslavië in de jaren 90 en in Afghanistan, na de aanslagen van 11 september 2001.

Die goedkeuring is bepaald geen garantie voor het slagen van militair ingrijpen – laat staan voor vrede en stabiliteit daarna. Dat is onder andere in Afghanistan ruimschoots gebleken.

Dat wil zeker niet zeggen dat militair ingrijpen altijd een negatieve uitkomst heeft. Het meest in het oog springende voorbeeld is nog altijd de Amerikaanse interventie in de Tweede Wereldoorlog. Die maakte niet alleen een einde aan de agressie van nazi-Duitsland en Japan, maar vormde ook het begin van economische wederopbouw en Europese samenwerking.

2019-06-01-katZA_-bij-omaha01-1-FC-V_web.jpg
Landing in Normandië 1944. beeld AFP

Riskant

De Golfoorlog van 1991 resulteerde niet alleen in de bevrijding van Koeweit, maar voorkwam naar alle waarschijnlijkheid ook een oorlog tussen Irak en Saudi-Arabië, een conflict dat ernstige economische gevolgen voor de rest van de wereld zou hebben gehad.

Desondanks blijft militair ingrijpen een zeer riskant middel. En al helemaal als het gebeurt in een regio die van zichzelf al uiterst explosief is. Wat dat betreft bieden de recente ontwikkelingen rond Iran een weinig hoopgevend perspectief. Interventie –in dit geval door de Verenigde Staten– zal niet alleen het grootste deel van het Midden-Oosten in chaos dompelen, maar ook wereldwijd desastreuze (economische) gevolgen hebben.

Buitenlandse interventie tussen goed en kwaad

Militair ingrijpen in een ander land is volgens het internationaal recht in principe niet toegestaan. Regeringen maken immers zelf de dienst uit in hun staat en buitenstaanders horen zich niet met binnenlandse aangelegenheden te bemoeien. Interventie vereist dan ook een uiterst zorgvuldige afweging.

Prof. Stanley Hoffmann, in leven verbonden aan de Harvard universiteit, sprak dan ook niet voor niets over de „ethiek van militaire interventie.”

In een nog altijd gezaghebbende studie in Survival Global Politics and Strategy die in 1995 verscheen, wijst Hoffmann op de noodzaak van militair ingrijpen in de periode na de Koude Oorlog. Als belangrijkste reden noemt hij dat het internationale systeem wordt gekarakteriseerd door „veel gevaarlijke, in moeilijkheden verkerende, falende en zelfs moorddadige staten.”

Daarom is buitenlandse interventie af en toe nodig, zij het dat het besluit daartoe altijd de uitkomst van een ongewisse strijd tussen voor- en tegenstanders zal zijn. Beide hebben goede argumenten. Het bezwaar tegen ingrijpen wordt vooral ingegeven door een beroep op soevereiniteit van staten. En dat is zwaarwegend, erkent Hoffmann. Pleitbezorgers van buitenlandse bemoeienis bedienen zich van een mix aan morele en praktische argumenten. En die zijn volgens de hoogleraar evengoed valide.

Hoffmann stelt voorop dat militair ingrijpen in de meeste, maar niet noodzakelijkerwijs alle gevallen, georganiseerd, of in elk geval geautoriseerd moet worden door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Dat orgaan moet niet alleen de legitimiteit, maar ook de praktische capaciteit hebben om dergelijke acties te ondernemen.

Militair ingrijpen is ethisch gerechtvaardigd als binnenlandse onrust de regionale of internationale vrede en veiligheid bedreigt en als zich op grote schaal schendingen van de mensenrechten voordoen. Tegenstanders die zich op soevereiniteit en nationale belangen beroepen, zouden die noties in hun afweging moeten betrekken, vindt Hoffmann.

Tegelijkertijd is de Amerikaanse politicoloog realistisch genoeg om te erkennen dat ethische afwegingen zo haaks op de politieke context en de „regels van het internationale spel” kunnen staan, dat militair ingrijpen niet aan de orde is. „Datgene wat zou moeten, dient altijd in verhouding te staan tot wat kan. (…) Maar hoewel we moeten toegeven dat er een diepe kloof is tussen wat ethisch is en dat wat waarschijnlijk is, moeten we ons niet op voorhand aan de gevolgen van stilzitten overgeven.”

2019-06-01-katZA_-bij-intervention01-5-FC-V_web.jpg
Nachtelijke Amerikaanse bombardementen op Bagdad vormden de inleidende beschietingen voor de invasie van Irak in maart 2003. beeld AFP, Olivier Coret

Geen VN-mandaat voor oorlog tegen Iran

In en rond de Perzische Golf neemt het wapengekletter tussen Iran en de Verenigde Staten met de dag toe. Alles wijst erop dat er maar íets hoeft te gebeuren om de vlam in de pan te doen slaan. Hier is echter geen sprake van militair ingrijpen in de klassieke zin van het woord. En een VN-mandaat zal er al helemaal niet komen.

Vormt Iran een bedreiging voor de regionale en internationale vrede en veiligheid? Het omstreden atoomprogramma van het land, verdenking van staatsterrorisme en inmenging in conflicten in het Midden-Oosten geven sterke aanwijzingen voor die conclusie.

Over het atoomprogramma werd echter enkele jaren geleden een deal gesloten die erin voorziet dat Iran alleen nog beperkte hoeveelheden verrijkt uranium voor vreedzame doeleinden mag produceren. En de regionale aspiraties van de Islamitische Republiek worden door andere landen in het Midden-Oosten bestreden: Saudi-Arabië in Jemen; Israël in Syrië, Libanon en de Gazastrook. Overigens beide nauwe bondgenoten van de VS.

De Verenigde Staten mogen dan vorig jaar uit het atoomakkoord met Iran zijn gestapt, veel internationale steun om hard tegen Teheran op te treden krijgt Washington vooralsnog niet. Laat staan met militaire middelen. Steun in de Veiligheidsraad kan Amerika ook wel vergeten. De andere vier permanente leden van de raad zijn nog altijd partij bij de atoomdeal en gaan ervan uit dat Iran zijn verplichtingen uit dat akkoord gewoon naleeft.

En dus kunnen de Verenigde Staten niet veel anders doen dan zich op hun recht op zelfverdediging beroepen. Het sturen van extra oorlogsschepen en bommenwerpers naar de landen rond de Perzische Golf is dan ook vooral bedoeld om „Amerikaanse belangen te beschermen”, benadrukt het Pentagon.

Tegelijkertijd laat Washington er geen misverstand over bestaan dat elke Iraanse daad van agressie een „ongenadig militair antwoord” tot gevolg zal hebben. Met of zonder mandaat.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer