Volgende week maandag vindt er over dit onderwerp een VN-conferentie plaats in het Mexicaanse Monterrey. Maandag lukte het de ministers van Buitenlandse Zaken niet tot een gezamenlijk standpunt te komen. De komende dagen duurt het overleg voort. Eventueel zullen de regeringsleiders, die vrijdag en zaterdag voor een top bijeen zijn in Barcelona, de knoop doorhakken.

Enkele decennia terug is in internationaal verband al afgesproken te zullen streven naar een niveau van ontwikkelingssamenwerking van jaarlijks 0,7 procent. Binnen de EU voldoen alleen Denemarken (1,06 procent), Nederland (0,82 procent), Zweden (0,8 procent) en Luxemburg (0,7 procent) aan die doelstelling. Duitsland, de grootste lidstaat, blijft steken op 0,27 procent. Groot-Brittannië en Frankrijk besteden respectievelijk 0,32 en 0,33 procent. Het gemiddelde van de vijftien bedraagt eveneens 0,33 procent.

Spanje, dat momenteel als voorzitter van de Unie optreedt, heeft een compromis voorgelegd. Dat voorziet erin dat in 2006 ten minste 0,39 procent wordt uitgetrokken. Voor Nederland en Zweden gaat dat niet ver genoeg. Duitsland daarentegen maakt bezwaren, omdat het dat percentage te ambitieus vindt.

Minister van Buitenlandse Zaken Fischer zei gisteren in Brussel dat hij niet onwelwillend staat tegenover het voorstel, maar hij herinnerde eraan dat de regering in Berlijn binnen de EU onder vuur ligt omdat zij het begrotingstekort dreigt te laten ontsporen. Dat dwingt volgens hem tot een terughoudende opstelling. Hij zal de kwestie eerst nog eens bespreken met zijn collega van Financiën.