Middeleeuwse tuinen: van peterselie tot paradijs
Het beroep van hovenier heeft geen hoge status. Schoffel en zonnehoed geven weinig aanzien. In de bloemige tentoonstelling ”Middeleeuwse tuinen” in het Leidse Rijksmuseum van Oudheden wordt echter in volle glorie duidelijk wat al het gewroet in de grond vermag.

Een aardewerken gieter uit 1575 is dé binnenkomer bij de tentoonstelling. Planten mogen zijn doorgekweekt en tuinontwerpen veranderd, het ontwerp van de gieter verduurt de tijd. Van vijfhonderd jaar oude mestvorken tot Perzische tapijten en van vogelfluitjes tot een herbarium uit 1550 – het is allemaal te zien in de tentoonstelling ”Middeleeuwse tuinen”.
De tentoonstelling begint met een definitie van het woord tuin: een stukje van de wereld dat iemand apart heeft gezet en verzorgt. In de audiotour die veel extra informatie én muziek, vogelgefluit of kikkergekwaak biedt, valt al gauw de term ”besloten hof”. In Hooglied prijst de schrijver zijn bruid zo aan. Ook in de Middeleeuwen was dat het ideaalbeeld van een tuin: een door de mensen afgescheiden stuk grond in een woeste, ontembare omgeving. Soms was dat een eenvoudig met palen afgezet kruidentuintje bij een plaggenhut. De perfectie werd opgevoerd in symmetrisch aangelegde kasteeltuinen.
Oorwurmen
De eerste associatie bij een gaard of hof uit de Middeleeuwen is wel die van de kruidentuin. Veel kloosters hadden zo’n hof vol geneeskrachtige kruiden. Ook bij hut of huis kweekten de mensen hun eigen medicijnen. Middeleeuwers die last hadden van wormen in hun oren of troebele, rode ogen konden daarvoor absint plukken. De scherpe geur van het kruid is te ruiken bij een kruidenmuur, net als die van anijs, peterselie, salie en andere kruiden.
Dat een tuin vaak ook dieren herbergt is soms prettig (denk aan vogelgefluit) en soms hinderlijk (neem nou muizen). In de Middeleeuwen groef men kannen met smalle halzen in als muizenvallen. Een berg muizenskeletjes in een vitrine toont aan dat deze manier van vangen effectief was. Maar de Middeleeuwse opvatting over vogels was anders dan die van nu. Spreeuwenpotten waren aardewerken vogelhuisjes met een deurtje opzij, die, wanneer de spreeuwen er hun nest in gebouwd hadden, opengemaakt werd om de eieren of jonge vogels op te eten.
Speelgoedkarretje
Natuurlijk was de tuin van groot belang om eten op tafel te kunnen zetten. Maar in het fragment van de tentoonstelling dat ”lusthof” heet is ook aandacht voor het genot van een tuin. Het is een prachtige plek voor kinderspel en vrijerij. Bij een houten speelgoedkarretje uit de 16e eeuw is het gemakkelijk voor te stellen hoe ooit een klein jongetje of meisje hier paardenbloemen of kastanjes in verzamelde. Schilderijen uit Europese contreien en uit de oriënt tonen verliefde mensen die genoeg hebben aan elkaar.
Dat de opgestane Christus in de Middeleeuwen soms afgebeeld werd als tuinman komt in de tentoonstelling ook naar voren. Een gravure laat ”Rabbouni” zien met een schop en een zonnehoed. Aan Zijn voeten de verwarde Maria. Conservator Annemarieke Willemsen vindt het mooi om te zien dat de Middeleeuwers Christus op een voor hen zo herkenbare wijze afbeeldden. „Het laat zien hoe dicht het geloof bij de mensen stond.” Vaak staan op de schilderijen die Christus als tuinman afbeelden ook planten met een bijzondere betekenis: rode rozen die wijzen op het bloed van Christus, witte anjers die het lijden van Christus symboliseren.
In de tentoonstelling heeft Willemsen gepoogd aan te tonen hoe oost en west elkaar beïnvloedden: zowel in de islamitische wereld als in het christelijke westen werden veel gebruiksvoorwerpen versierd met fleurige motieven. In een vitrine staan gebloemde borden en kannen uit Alkmaar gebroederlijk naast een schotel met pioenrozen uit Turkije en een kan in de vorm van een vogel uit Iran.
Hemelse paradijzen
Ook de voorstelling die moslims en christenen van het hemelse paradijs hebben vertoont overeenkomsten: in beide geloven is er een tuin waar rivieren zijn. In het Bijbelboek Openbaring is er een rivier die klaar is als kristal, in de islam vloeit er honing en melk. Een omschrijving van het hiernamaals uit de Koran luidt: „In deze tuin liggen zij achterovergeleund op ligbanken, terwijl zij er geen zon en geen kou zien. De schaduwen zullen er dichtbij zijn en de vruchten hangen er voor het grijpen.” De islamitische omschrijvingen die de tentoonstelling geeft lijken meer concreet en meer op lichamelijk genot gericht dan de manier waarop de Bijbel over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde spreekt.
Geheimen
Een mooie afsluiter van het bezoek in het Rijksmuseum aan het Rapenburg is de Hortus Botanicus, de academische tuin die schuin aan de overkant van de gracht ligt. Het Rijksmuseum heeft samengewerkt met de Hortus om ook daar bezoekers verder in te leiden in de geheimen van Middeleeuwse tuinen. Een wandeling leidt langs vijftien planten die in de Middeleeuwse tuin van bijzondere betekenis waren. Waarom weegbree geassocieerd wordt met nederigheid is bij de plant op een bordje te lezen. Bij de paarse akeleien op hun wiebelige steeltjes staat op de beschrijving dat de plant Columbina herba, ”duifachtig kruid” heet. De zeven blaadjes zouden wijzen op de zeven gaven van de Heilige Geest. De bloempjes deinen zacht als fladderende duifjes op de wind. De afgebeelde bloemen in het Rijksmuseum zijn mooi. Maar niets gaat boven het echte groen.