Buitenland

Dekking zoeken onder een molshoop in Libanon

Granaten suizen dagelijks laag over. Nederlandse Unifil-militairen in Libanon zoeken bij beschietingen dekking onder een dubbele laag zandzakken. „Een grote molshoop.” Libanonveteraan Bert Kleine Schaars (58) kijkt met voldoening terug op de VN-vredesmissie, precies veertig jaar geleden. „De uitzending heeft zeker zin gehad.”

1 May 2019 17:03Gewijzigd op 16 November 2020 15:54
Veertig jaar geleden stuurde Nederland de eerste blauwhelmen op vredemissie naar Libanon. Bert Kleine Schaars, leunend over het vooruit, kijkt met voldoening terug.  beeld Bert Kleine Schaars
Veertig jaar geleden stuurde Nederland de eerste blauwhelmen op vredemissie naar Libanon. Bert Kleine Schaars, leunend over het vooruit, kijkt met voldoening terug.  beeld Bert Kleine Schaars

Bijna 9000 Nederlandse militairen –dienstplichtig en beroeps– zetten van 1979 tot 1985 hun schouders onder de VN-vredesmissie in het zuiden van Libanon. De blauwhelmen moeten ervoor zorgen dat het Libanese leger, Palestijnse strijdgroepen en Israël elkaar niet in de haren vliegen.

Voor veteranen van de Unifil-vredesmissie in Libanon is in de kustplaats Tyrus een ontmoetingsplek ingericht. Het zogenoemde Orange House wordt vrijdag officieel geopend. Het is bedoeld als pleisterplaats voor Nederlandse veteranen die een terugkeerreis maken om hun oude legerposten te bezoeken en omgekomen kameraden te herdenken. Tijdens de missie zijn negen Nederlandse blauwhelmen gesneuveld.

Vrijwilliger

Bert Kleine Schaars uit Deventer –dienstplichtig militair, destijds 19 jaar– meldt zich begin jaren 80 als vrijwilliger voor uitzending naar Libanon. „We kregen een heel intensieve training in Assen. Met driehonderd man. Daarvan mochten er uiteindelijk 160 naar Libanon.”

De sergeant kiest met overtuiging voor de missie. „Ik wilde iets goeds doen, mijn steentje bijdragen aan een betere wereld. Mijn vader heeft in het verzet gezeten. Ik vond dat ik deze taak niet kon weigeren”, zegt de oud-onderofficier, schrijver van het boek ”Libanon 1980 vakantieland?”

De Charliecompagnie van het Pantserinfanteriebataljon uit Assen vliegt op 23 juli 1980 van Schiphol naar Beiroet. Een cultuurschok wacht. Links en rechts op de luchthaven liggen vliegtuigwrakken. „Van een prachtig, gestructureerd schoon land, kwamen we terecht in een kapotgeschoten stad. Heel surrealistisch.”

De verse troepen –frisgroen uniform, felblauwe baret– wisselen oude troepen –verschoten uniform, zongebleekte baret– af. Kleine Schaars komt terecht in Mahdel Zun, een authentiek Libanees dorp bij Tyre. De bevolking verplaatst zich per kameel of ezel. Of met oude trekkers. „Alsof de tijd er een eeuw heeft stilgestaan.”

De uitvalsbasis voor de Charliecompagnie is Post 7-4, een halfkapot geschoten huis met plastic voor de ramen en prefab-noodbarakken. „Heel primitief.” Nederlandse blauwhelmen opereren in de Unifil-bufferzone met YP-pantservoertuigen met .50 mitrailleur, 3-tonners –ouwe stompen– en halfopen Nekaf-jeeps.

Vrijwel dagelijks proberen Palestijnen aanslagen te plegen in Israël. „Met raketwerpers schoten ze over ons heen richting Israëlisch grondgebied.” De militanten wisselen elkaar af. In het weekend strijders op oefening in spijkerbroek, doordeweeks tot de tanden bewapende Palestijnse militairen. Israël vuurt terug met tanks en artillerie.

Observatieposten slaan alarm als de strijdende partijen zich opmaken voor actie. Bij beschietingen zoeken de Nederlandse blauwhelmen dekking in hun Damascus-shelter, een buizenframe met golfplaten, afgedekt met een dubbele laag zandzakken. „Een grote molshoop.”

„Het verbaast me dat er bij ons geen doden zijn gevallen”, zegt Kleine Schaars. Het ontbreken van slachtoffers dankt hij aan training vooraf en geluk ter plekke. „Ik moet er niet aan denken wat er zou zijn gebeurd als we een voltreffer hadden gehad.”

Toch voelt de blauwhelm zich niet onveilig op z’n post. „Direct bij aankomst zaten we in onze militaire routine. Wij waren fysiek fors getraind en kort, maar goed voorbereid. Daardoor kun je ervan op aan dat je maat je tijdens het patrouillelopen rugdekking geeft.”

Kleine Schaars blijft nuchter onder het geweld. „Eén keer ben ik beschoten door een tank. Twee dagen later mocht ik op vakantie naar Israël. Ik heb mijn moeder gebeld en gezegd: Nu weet ik wat oorlog is.” Andere blauwhelmen keren in Nederland terug met PTSS, de posttraumatische stressstoornis.

Bij terugkeer in februari 1981 in Nederland wacht de militairen een koude douche. De blauwhelmen leveren hun plunjebaal in op de kazerne. Daarmee is de missie abrupt ten einde. Nazorg ontbreekt. „Voor velen een vervelende ervaring.”

Waardering is ver te zoeken. In de krijgsmacht, in de maatschappij. „Niemand zat op onze verhalen te wachten”, zegt Kleine Schaars terugblikkend op de tijd van de grote anti-kernwapendemonstraties van de jaren 80. „Een militair was vies.”

Janken

De blauwhelm kijkt met voldoening terug op zijn missie. „Het is zeker zinvol geweest.” Vorig jaar heeft hij met tien maten en vier partners een achtdaagse rondreis door Libanon gemaakt, waarvan drie dagen in het zuiden. „We werden met open armen ontvangen.”

De waardering is te danken aan de Nederlandse aanpak, zegt Kleine Schaars. „De Franse blauwhelmen die voor ons de missie uitvoerden, gedroegen zich als overheersers. De Nepalezen na ons snapten de Libanese cultuur niet. Wij zochten juist contact met de bevolking.”

Een 90-jarige Libanese vrouw vertelde dat de Nederlandse blauwhelmen vrede, rust en geneeskundige hulp brachten. „Dan kun je een grote vent zijn, maar dan begin je echt te janken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer