Vorig jaar minder stakingen
Het aantal stakingen is vorig jaar afgenomen ten opzichte van 2017. Dat maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bekend. Het statistiekbureau telde 28 stakingen, tegen 32 het jaar daarvoor.
Bij de stakingen gingen 239.000 arbeidsdagen verloren. In 2017 waren dat er 306.000, het grootste aantal van de afgelopen twintig jaar. De werkonderbrekingen kwamen vooral in het tweede en derde kwartaal voor. Er waren gemiddeld zo’n 34.000 werknemers bij betrokken, tegen 147.000 een jaar eerder.
Vanaf 1999 waren er alleen in 2006 en 2017 meer stakingen dan in 2018. In 2017 waren er 32 stakingen, het grootste aantal in dertig jaar. Het aantal kortdurende stakingen, van minder dan een dag, bleef gelijk op zes. Het aantal stakingen van een tot vijf werkdagen, en van meer dan vijf werkdagen nam af, beide met 2, naar respectievelijk 5 en 17.
Werknemers in de industrie en de sector vervoer en opslag staakten het vaakst. Daardoor gingen in de sectoren respectievelijk 54.000 en 35.000 arbeidsdagen verloren. De meest omvangrijke staking deed zich voor in de sector onderwijs.
Het CBS merkt op dat vakbonden in alle gevallen de stakingen uitriepen, vooral om een conflict rondom de cao. Ook loonkwesties vormden een reden om het werk neer te leggen, of „overige geschilpunten buiten de cao”.