Zijn foto op de lijst van meest gezochte terreurverdachten van de FBI toont een man van rond de dertig jaar met een kinderlijk gezicht. De onschuldige indruk is in tegenspraak met de ernst van de misdrijven waarvoor dit lid van al-Qaida in 1998 in New York is aangeklaagd.

Ghailani zou de vrachtwagen hebben gekocht waarmee de bom voor de aanslag in Dar-es-Salaam werd vervoerd. Met medeplichtigen zou hij ook zuurstof- en acetyleentanks hebben gekocht, die de kracht van de explosie moesten vergroten. In de Tanzaniaanse havenstad kwamen elf mensen om het leven en bij de aanslag in Nairobi 200.

De FBI was er in mei dit jaar van overtuigd dat Ghailani met zes anderen nieuwe aanslagen voorbereidde en gaf daarom een waarschuwing uit met foto’s van hem en de andere verdachten. Het VS-ministerie van Buitenlandse Zaken zette een prijs op zijn hoofd van 5 miljoen dollar.

Op 25 juli werd Ghailani opgepakt in de Oost-Pakistaanse industriestad Gujrat, samen met zijn Oezbeekse vrouw en twee Zuid-Afrikanen. De politie ontdekte zijn schuilplaats nadat ze een inwoner van de stad had aangehouden die vaak boodschappen voor hem deed. Die had tegen de politie gezegd dat er „buitenlandse terroristen” zaten. Aan Ghailani’s arrestatie ging een acht uur durende schietpartij vooraf. Volgens Pakistaanse bronnen bereidden Ghailani en zijn kompanen zich voor op een vlucht uit Pakistan met valse papieren.

Ghailani is vermoedelijk geboren op het paradijselijke eiland Zanzibar van Tanzania, in 1970 of 1974. Hij zou vloeiend Swahili en Engels spreken. Nadat hij in 1988 was aangeklaagd, vluchtte hij naar Afghanistan. Hij vocht daar aan de zijde van de Taliban.

De Britse krant The Observer schreef in 2002 dat de Tanzaniaan een jaar daarvoor in Liberia zat. Hij zou daar samen met de Keniaan Fazul Abdullah Mohammed een lucratieve financieringsoperatie voor al-Qaida leiden. Daarmee zouden ze zijn gestopt toen berichten al-Qaida bereikten dat Ghailani en Mohammed geld verkwistten aan vrouwen, cadeaus en alcohol.