Heimwee naar sparen zonder risico
De banken vervullen een onmisbare rol in onze samenleving. Iedereen houdt op z’n minst een betaalrekening bij hen aan. Maar sinds de financiële crisis is het publiek uiterst kritisch. Er klinken pleidooien voor een alternatief. Moeten we terug naar de ouderwetse spaarbank, en dan in een moderne uitvoering?
Ze hebben het lelijk verprutst. De banken waren met hun avontuurlijke operaties en ingewikkelde transacties verantwoordelijk voor de malaise die in 2008 de wereld overspoelde. Miljarden aan overheidssteun –op rekening van de belastingbetaler– kwamen er aan te pas om hen te redden, terwijl de burgers werden getroffen door de gevolgen van het roekeloze gedrag, zoals werkloosheid en pijnlijke bezuinigingen.
Ook na het economisch herstel was er regelmatig gedoe over kwalijke praktijken, over buitensporige salarisverhogingen, over fraude en witwaspraktijken. Ouderen mopperen dat het kantoor bij hen in de buurt verdwijnt, spaarders zijn ontevreden over de lage rente en vooral kleinere ondernemers klagen dat ze moeilijk aan krediet kunnen komen. De bankensector ligt voortdurend onder vuur.
Er zijn pogingen gedaan om de commerciële banken te splitsen in een nutsbank en een zakenbank, in een deel met een risicomijdend beleid, gericht op de consument, en een deel dat zich begeeft op het terrein van risicovolle activiteiten. Brussel heeft geprobeerd het te regelen, maar de Europese Commissie zag zich na enige tijd genoodzaakt het voorstel in te trekken. Er zat geen enkele beweging meer in de onderhandelingen.
In Nederland ontstond na de crisis de stichting ”Ons Geld”. Die kanaliseerde de onvrede. Met een burgerinitiatief lukte het om ruim 120.000 handtekeningen te verzamelen en de toekomst van het financiële systeem op de politieke agenda te plaatsen. De Tweede Kamer gaf de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) opdracht tot een grondige studie. Het resultaat ligt sinds ruim een maand op tafel.
Geldstelsel
Ons Geld wenst af te steven op, geleidelijk aan, een geheel andere opzet van het geldstelsel. Nu bepalen de banken zelf in hoge mate hoeveel krediet zij uitzetten en daarmee hoeveel geld zij creëren. Daardoor steken mensen zich volop in de schulden, met alle risico’s van dien, licht Martijn van der Linden toe. Hij is voorzitter van genoemde stichting en werkt aan een proefschrift over deze materie. „De zeggenschap over de omvang van de geldschepping moet op termijn in publieke handen komen”, vindt hij.
Voor een dergelijke radicale hervorming voelt de WRR niks. Geen uniek experiment waarvan niet valt te overzien hoe het uitpakt. Wel aanpassingen, geeft de raad in overweging, met als concrete suggestie: richt een bank op voor alleen sparen en betalen, zonder enig risico voor de rekeninghouder, een depositobank. De beoogde instelling doet met de aan haar toevertrouwde euro’s geen gekke dingen, maar zet die veilig weg als een reserve bij de centrale bank.
Van der Linden is tevreden met die –als het aan hem ligt– eerste stap. „Wij willen invoering van digitaal contant geld. Dat achten wij van essentieel belang. Geld dat bij de huidige banken op een rekening staat, is giraal geld, daar zit een risico aan vast, want die banken hebben kredieten verstrekt en weten niet zeker of die terugbetaald worden. Digitaal contant geld is een update van fysiek contant geld, zoals we dat van oudsher kennen. Het wordt bewaard in een digitale kluis, bij die speciale bank, en je kunt er altijd, langs digitale weg, over beschikken. Veiligheid dus voor de burger.”
„Wij vinden veiligheid ook erg belangrijk”, zegt Josta de Hoog, staflid van de WRR, „maar voor ons is het voornaamste argument om zo’n bank te bepleiten het vergroten van de diversiteit in de bankensector. Dat zet druk op de bestaande banken en moet bijdragen tot een beperking van de kredietverlening. En tevens krijgen mensen dus meer keuzevrijheid.” De top drie in ons land, met ING, Rabobank en ABN AMRO, heeft een marktaandeel van ongeveer 75 procent. Zorg dat het minder aantrekkelijk wordt om een systeembank, een dominante speler, te zijn en ondersteun uitdagers, schrijft de raad.
Groei
Die onderkent dat ongebreidelde kredietverlening kan leiden tot financiële instabiliteit. Anderzijds: een rem op de kapitaalverstrekking, zal dat niet een voorspoedige ontwikkeling van de economie belemmeren? Bart Stellinga, eveneens staflid van de WRR: „Als je sterk beknot, kan dat natuurlijk ten koste gaan van de economische groei. Maar in de afgelopen tien jaar is er volop onderzoek geweest van gerenommeerde instituties waaruit blijkt dat we ook zoiets als een te veel aan kredietverlening kunnen hebben, met hoge schulden en met uiteindelijk per saldo negatieve effecten voor de economie.”
Een spaar- en betaalbank zonder risico, het roept misschien een gevoel van nostalgie op. In het verleden kenden we immers de Rijkspostspaarbank (RPS), een overheidsbedrijf. Via het postkantoor bracht je daar je geld naartoe. Het belegde dat in veilige staatsobligaties, er kon weinig misgaan. Bij de Postcheque- en Girodienst (PCGD), kortweg de Postgiro, hadden miljoenen burgers een rekening waarmee zij betalingen verrichtten. In 1986 smolten RPS en PCGD samen tot de Postbank. Die fuseerde in 1989 met de Nederlandsche Middenstandsbank (NMB) en de combinatie die dat opleverde, ging in 1991 op in ING. De ouderwetse nutsbank was uit het straatbeeld verdwenen.
Of een RPS of een Postbank in een modern jasje een staatsbank moet zijn, laat de WRR in het midden. De Hoog: „Wij adviseren over de richting, niet over de inrichting.” Haar collega Stellinga vult aan: „Wij vinden het belangrijk dat de overheid de komst van zo’n bank faciliteert. Of het een private of publieke onderneming wordt, daarover hebben wij geen opvatting.”
Een ander punt is de vraag of de voorgestelde nieuwkomer levensvatbaar kan zijn. Commerciële banken die geld parkeren bij de Europese Centrale Bank (ECB) ontvangen geen rente, maar moeten in de huidige omstandigheden juist rente betalen. Doordat hun overige activiteiten, waaronder de kredietverlening en operaties op de financiële markten, winstgevend zijn, kunnen zij de spaarder toch nog een, weliswaar minimale, vergoeding geven.
Negatieve rente
De klanten van een veilige depositobank zullen –zeker zolang een omslag in het monetaire beleid uitblijft– aanlopen tegen een negatieve rente. Bovendien moeten ook nog eens de kosten van bijvoorbeeld de administratie verhaald worden op de rekeninghouder. En subsidie van de overheid is geen optie, dat zou ongeoorloofde, concurrentievervalsende staatssteun zijn.
Uit het oogpunt van rendement heeft een pure betaal- en spaarbank dus weinig aantrekkelijks te bieden voor de consument. Verder zijn bij de bestaande banken ook de tegoeden tot 100.000 euro gegarandeerd. Van der Linden reageert: „De essentie van contant geld, fysiek in de portemonnee of digitaal in de kluis, is dat er geen rente op zit. Die negatieve rente is iets wat tot het huidige systeem behoort. Je creëert met die nieuwe bank een veilige bewaarplaats. Ideaal voor degene die risicoloos wil betalen en sparen.”
In de plannen van Ons Geld wordt het depositogarantiestelsel afgebouwd. Van der Linden: „Wie zijn geld toevertrouwt aan een bank met risicovolle activiteiten zoals kredietverlening, mag best een beloning ontvangen, maar tegelijk dient hij wel het volle risico te dragen, zodat een eventuele reddingsactie voor die bank niet plaatsvindt op kosten van de samenleving.”
Vertrouwen in banken houdt niet over
Onder invloed van de financiële crisis van 2008 heeft het vertrouwen in de banken een flinke deuk opgelopen. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) laat als overkoepelende belangenorganisatie jaarlijks de stand van zaken op dit punt onderzoeken.
„Een stabiel beeld”, luidt de conclusie bij de afgelopen november gepubliceerde resultaten van de jongste meting. Op een schaal van 1 (zeer weinig vertrouwen) tot 5 (zeer veel) scoort de sector een 3,0. In 2017 was dat een 2,9 en in 2016 een 2,8. Omgezet naar een schaal van 1 tot 10 is het dus een voldoende, maar het houdt niet over. Het vertrouwen in de bank waarbij de ondervraagde zelf klant is, ligt ietsje hoger: op de schaal van 1 tot 5 een 3,3.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) beschikt eveneens over cijfers. Daaruit blijkt dat het vertrouwen in het bankwezen laag is in vergelijking met dat in andere instituties, waaronder Tweede Kamer, leger, politie en rechterlijke macht. Verder hebben laaggeschoolden meer fiducie in de banken dan hogergeschoolden. Onder de mensen met een hbo- of wo-opleiding oordeelt maar net iets meer dan 30 procent positief over de financiële bedrijven. Bij het CBS zien we wel ook een stijgende lijn. In 2013 sprak ruim 34 procent van de geënquêteerden vertrouwen uit in de bankwereld. Daarna liep dat op, tot bijna 40 procent in 2017.
Een van de redenen voor de achterdocht onder burgers is dat inzicht ontbreekt in wat de bank met hun geld doet. Volgens vredesorganisatie PAX heeft ING meer dan 750 miljoen euro geïnvesteerd in negen kernwapenproducenten, waaronder het Amerikaanse Lockheed Martin, de grootste wapenleverancier ter wereld. PAX liet vorig najaar het bureau Motivaction nagaan in hoeverre dit onder de consumenten die zakendoen met ING bekend is. Uit het onderzoek blijkt dat negen van de tien het niet weten. Tegelijk huldigt driekwart van de klanten het standpunt dat het echt niet kan dat de bank deze industrie financiert.