„Godsvertrouwen was anker Titus Brandsma”
Godsvertrouwen was voor de karmeliet Titus Brandsma het anker waardoor hij ook in de duisternis van Kamp Amersfoort medegevangenen tot steun kon zijn. Dr. Inigo Bocken, directeur van het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen, schetste dat zaterdag in een lezing in Amersfoort.
Zeven weken zat Brandsma in 1942 in Amersfoort gevangen. Op nagenoeg dezelfde plek, in het herinneringscentrum van Kamp Amersfoort, dachten circa 80 belangstellenden zaterdag na over zijn diepste inspiratie. Brandsma was de tweede persoon in de serie ”Bezield en bezielend, mensen die ons uitdagen” van het Spiritueel Cultureel Centrum Amersfoort, dat is verbonden aan de Sint Franciscus Xaveriuskerk, de rooms-katholieke binnenstadskerk van Amersfoort. Dag Hammarskjöld stond al eerder centraal, Etty Hillesum en Jonathan Sacks volgen.
Brandsma (1881-1942), journalist en hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, wees al voor de Tweede Wereldoorlog de ideologie van het nationaal-socialisme af. Hij verzette zich tegen maatregelen van de Duitse bezetter om de vrijheid van onderwijs en drukpers te beteugelen. In juli 1942 werd hij in concentratiekamp Dachau met een dodelijke injectie vermoord. Paus Johannes Paulus II verklaarde Brandsma in 1985 als martelaar voor de Rooms-Katholieke Kerk zalig. Bocken verwacht een spoedige heiligverklaring. „De universiteit in Nijmegen zorgt er wel voor dat de boekjes over hem klaar zijn als het zover is.”
Brandsma’s Godsvertrouwen werd in Amersfoort volgens Bocken behoorlijk op de proef gesteld. „Maar hij had de regie van zijn leven in handen gelegd van –zoals hij zelf zei– de Vader in de hemel, Die veel beter is dan welke vader ook. Zijn diepgaande kennis van de teksten uit de mystieke traditie was hem in het duister van Kamp Amersfoort van dienst. Zij bevatten het radicale besef dat ieder beeld dat we van de werkelijkheid maken, of van onszelf, door de realiteit aan scherven geslagen kan worden, en ook wordt. De waarheid is het enige dat er uiteindelijk toe doet.”
In Amersfoort was Brandsma zielzorger. Medegevangenen vroegen hem om geestelijke raad en zelf zocht hij gevangenen op die kort daarop zouden worden geëxecuteerd.
Op Goede Vrijdag 1942 hield Brandsma voor medegevangenen een lezing: ”De betekenis van Geert Grote in onze geestelijke letterkunde. Het eigen karakter der Nederlandse lijdensmystiek”. Daarin ging het over de moderne devotie, de „inwoning Gods” (God Die in ons woont) en het moeten loslaten van alles wat niet behoort tot wat men als mens wezenlijk is.
Bocken: „Die weg ging Titus zelf ook, en de meeste medegevangenen met hem – rooms-katholiek, protestant, atheïst of joods. Hun wereld werd binnenstebuiten gekeerd.”
Bocken zag een verband met een andere lezing van Brandsma in Amersfoort, in 1938 voor rooms-katholieke jeugdbegeleiders. „Ons diepste wezen komt tot bloei als we, zoals bloemen, gericht zijn op het licht”, betoogde de karmeliet toen. „Vier jaar later was hij zich ten zeerste bewust dat de levenskracht die hij bleef uitstralen niet zijn verdienste was, wel dat hij tot op het laatste en tot op het uiterste moment het innerlijke verlangen naar het licht moest blijven zoeken. Hij is voor ons een voorbeeld dat dat altijd onder alle omstandigheden mogelijk is”, aldus Bocken.
In het gesprek na de lezing wees een vrijwilliger-onderzoeker van Kamp Amersfoort erop dat Brandsma op Goede Vrijdag sprak op verzoek van een hervormde medegevangene, dr. C. P. Gunning. Zijn conclusie: „In de ellende verbindt Godsvertrouwen alle gelovigen.”