Waarom alle grootmachten in Djibouti willen zitten
Als de Derde Wereldoorlog ergens begint, dan hier, schreef tijdschrift Politico vorig jaar in een reportage vanuit Djibouti. Het was geen verschrijving. Djibouti is een klein Oost-Afrikaans land met zo’n miljoen inwoners. Maar nergens ter wereld is de concentratie buitenlandse militaire bases zo hoog. Dat brengt onvermijdelijk spanningen met zich mee.
Over buitenlandse militairen kun je in Djibouti bijna struikelen. De Chinezen hebben er een basis, de Japanners, de Italianen, de Fransen en de Amerikanen. En dan zijn er nog Duitse en Spaanse soldaten die bivakkeren op de Franse basis en Britse op de Amerikaanse. En er komt waarschijnlijk nog meer volk aan. De Saudiërs hebben bedongen dat ze een basis mogen openen en de Indiërs staan in de coulisse.
Als het aan de Russen had gelegen, waren zij ook nog in dit rijtje genoemd. Hun pogingen om een basis op te zetten, zijn vorige jaar echter stukgelopen. Djibouti zou bang zijn geweest daarmee te veel spanningen te importeren. Moskou heeft vervolgens het oog laten vallen op buurland Eritrea.
Wat maakt dit kleine stukje aarde voor zoveel landen aantrekkelijk? Analisten noemen de stabiliteit van het land en de strategische ligging. Djibouti is zonder meer één van de meest stabiele landen in Oost-Afrika. Sinds 1999 zit president Ismael Omar Guelleh stevig in het zadel en daar lijkt vooralsnog geen verandering in te komen. Er zijn, voor zover bekend, geen radicaal-islamitische groepen actief, zoals in het naburige Somalië en Jemen. Van de slepende oorlog die de buurlanden Eritrea en Ethiopië tussen 1998 en 2018 voerden, wist Djibouti zich ook afzijdig te houden.
Daarbij komt de locatie van het landje. Djibouti ligt aan de Straat van Bab el-Mandeb, een nauwe zeestraat die de Rode Zee verbindt met de Indische Oceaan. Veel landen hebben er belang bij die vaarroute voor hun schepen te bewaken en bestrijden bijvoorbeeld de piraterij. Djibouti is bovendien een nuttige uitvalsbasis voor militaire operaties in landen als Somalië en Jemen.
Aan welwillendheid van de kant van Djibouti ontbreekt het ook niet. Het land is overwegend dor en rotsachtig en daarom ongeschikt voor landbouw of veeteelt. De huur die de buitenlanders betalen voor hun aanwezigheid is een mooie manier om het land toch ‘vruchtbaar’ te maken. De Amerikanen betalen jaarlijks omgerekend een slordige 58 miljoen euro voor de huur van hun basis, de Fransen zo’n 32 miljoen, de Chinezen 18 miljoen en de Italianen ruim 2 miljoen. De bedragen die Japan neertelt, zijn niet openbaar.
Daarbij komt dat de lokale economie profiteert van de aanwezigheid van duizenden militairen. Ook de toeristensector is er goed mee: een groot deel van de toeristen bestaat uit verwanten van in Djibouti gestationeerde militairen.
Spionage
De run van militaire strategen op Djibouti begon in de 21e eeuw. Alleen de Fransen zaten er toen al lang: ze zetten voet aan wal tijdens de aanleg van het Suezkanaal in de jaren zestig van de 19e eeuw. Stukje bij beetje koloniseerden ze het huidige Djibouti en zwaaiden er vervolgens tot 1977 de scepter. Frankrijk heeft in Djibouti nog altijd zijn grootste concentratie overzeese troepen.
De Amerikanen streken er neer in de nasleep van 9/11, om vanuit Camp Lemonnier terroristische dreigingen in Jemen en de Hoorn van Afrika het hoofd te bieden. De Japanners volgden in 201l, de Italianen in 2012 en de Chinezen in 2017. Ze rechtvaardigden hun komst zonder uitzondering met een verwijzing naar piraterijbestrijding en medewerking aan vredesoperaties.
Maar natuurlijk gaat het ook om de bewaking en uitbreiding van invloedssferen en daarmee zijn de landen achter de bases ook elkaars concurrenten. Van tijd tot tijd komt de onderlinge competitie en rivaliteit aan de oppervlakte. Zo betichtten de Chinese autoriteiten de Japanners er vorig jaar van duikers te hebben ingezet om een Chinees oorlogsschip te bespioneren. Dat lag toen op een werf in Djibouti.
En toen in mei vorig jaar twee Amerikaanse piloten van een vrachtvliegtuig oogletsel opliepen als gevolg van een laserstraal, wezen de Amerikanen met een beschuldigende vinger naar de Chinezen. Die zouden militaire laserapparatuur hebben gebruikt om de piloten af te leiden. Sindsdien roepen de Amerikanen piloten op tot voorzichtigheid bij vluchten boven bepaalde gebieden in Djibouti.
Algemeen wordt aangenomen dat de bases elkaar onbekommerd afluisteren en dat de bewegingen van belangrijkste personen over en waar nauw nauwlettend in de gaten worden gehouden. De Chinezen zouden bijvoorbeeld voortdurend foto’s proberen te maken van Amerikaans materieel, en andersom.
Rol China
Het is geen geheim dat de Amerikanen met name de Chinese activiteiten in Djibouti met argusogen bekijken. De Aziatische grootmacht is een serieuze uitdaging van het Amerikaanse gezag in de regio. Voor China zijn de belangen helder: een goede doorgang van en naar de Indische Oceaan, als onderdeel van een Nieuwe Zijderoute. Dat moet de Chinese toegang tot de wereldmarkten vereenvoudigen.
Ook al is China pas sinds 2017 militair present in Djibouti, op economisch gebied zijn de banden al eerder stevig aangehaald. De Aziatische reus is betrokken bij grote infrastructurele projecten in Djibouti, zoals de aanleg van een 760 kilometer lange spoorweg van de kust van Djibouti tot de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba. China is bovendien financier van de grootste vrijhandelszone van Afrika: de Djibouti International Free Trade Zone. Volgens cijfers van de Amerikaanse denktank Center for Global Development heeft Djibouti nu al meer geld van China geleend dan het redelijkerwijs kan terugbetalen.
Die toenemende mate van afhankelijkheid van China wekt bij de Amerikanen zorgen. Het vertaalt zich bijvoorbeeld in Chinese bemoeienis met de haven van Doraleh. In februari vorig jaar namen de autoriteiten van Djibouti het bestuur van de haven over van DP World, een havenbedrijf uit Dubai. De regering zou vervolgens in onderhandeling zijn getreden met het Chinese staatsbedrijf China Merchants Group. Chinese controle over de haven is wel het laatste waar Amerika op zit te wachten. Het kan bijvoorbeeld directe gevolgen hebben voor de bevoorrading van de Amerikaanse troepen.
Wie zeker ook niet blij zijn met de Chinese aanwezigheid in Djibouti zijn de Indiërs. India ziet het als een omsingelingspoging: China kan het land nu van twee kanten in de tang nemen. Het is één van de redenen waarom India ook pogingen onderneemt een basis in Djibouti te vestigen. Tot het zover is, wil het land troepen stationeren op de basis van Japan.
Duidelijk is dat de steeds sterker wordende positie van China in Djibouti hoe dan ook consequenties heeft voor de geopolitieke situatie rond de Indische Oceaan. „China werkt aan de versterking van zijn marinemacht om de handel en China’s regionale belangen in de Hoorn van Afrika te beschermen”, zei Peter Dutton, hoogleraar strategische studies in Rhode Island, in 2017 in The New York Times. „Dat is wat expansionistische machten doen. China heeft geleerd van de Britten 200 jaar geleden.”
Weerstand
De enorme concentratie van militaire bases in Djibouti kan elders in Afrika niet overal op applaus rekenen. „De komst van militaire bases en de betrokkenheid van buitenlandse troepen in de conflicten in de Hoorn van Afrika is een zorgelijke ontwikkeling”, zei de Zimbabwaanse generaal Trust Magoba vorig jaar oktober. Magoba is speciaal adviseur voor vrede en veiligheid bij de Afrikaanse Unie.
In Djibouti zelf neemt onder de bevolking de weerstand tegen met name de Chinese aanwezigheid toe, zoals ook elders in Afrika. „Ze behandelen ons met geen enkel respect, ze schreeuwen en delen bevelen uit”, zei een hotelmedewerker november vorig jaar tegen een verslaggever van Asia Times. Een collega voegde er met een schampere lach aan toe: „Over tien jaar zal China het hele land beheersen.”
Het is precies de vrees die ook in de Verenigde Staten leeft. Twee Amerikaanse senatoren, James Inhof en Martin Heinrich, schreven vorig jaar mei in een brief aan nationaal veiligheidsadviseur John Bolton dat president Guelleh van Djibouti bereid lijkt „zijn land te verkopen aan de hoogste bieder.” De angst bestaat zelfs dat Djibouti er door schuldeiser China toe gedwongen wordt de contole over Camp Lemonnierover te geven.
Djibouti mag politiek een stabiel land zijn, president Guelleh staat te boek als iemand die gemakkelijk een loopje neemt met de regels. Zo bepaalde het Hof van Arbitrage in Londen meermalen dat het contract met DP World over de haven van Doraleh niet ontbonden had mogen worden. Guelleh trekt zich van die uitspraken echter niets aan. Moeten de Amerikanen wel in zo’n land willen blijven, vragen sommige politici in Washington zich af.