Straatkatten zijn in sommige wijken van Jeruzalem vetter dan elders.
In de kleine wereld van veel Israëliërs gebeuren soms grootse dingen. Zoals het voeden van uitgehongerde straatkatten rond hun woning. Nou ja, uitgehongerd?
Niemand weet precies hoeveel katten er in Israël zijn, maar de schatting die de ronde doet is: twee miljoen. Minstens 22 katten leven er rond ons flatgebouw.
Waarom ik dat zo zeker weet? Ik heb ze geteld. Er zaten er 22 voor onze deur, in afwachting van een buurvrouw die elke avond naar beneden gaat om witte plastic bordjes te plaatsen en daarop eten te leggen. Ik zag laatst dat een bezorger een doos vol met blikjes kattenvoer voor haar deur zette. Sommige straatkatten stonden voor het raam van de voordeur van het flatgebouw te kijken of ze de buurvrouw al zagen komen met haar bordjes. Andere katten deden hetzelfde vanaf een muurtje, hun ogen gericht op de voordeur. Weer andere zaten rustig in de tuin te wachten.
Mijn buurvrouw heeft ook „kattenhuisjes” in haar tuin neergezet, zodat de poezen een plek hebben om te schuilen tegen regen en wind.
Wat de katten minder waarderen is dat ze af en toe de kattenvanger van de gemeente aan laat rukken. Maar ook dat is met de beste bedoelingen. Ze wijst bepaalde beestjes aan, die de gemeentelijke poezenbestrijder vervolgens met stukjes vlees de kooi inlokt. De man plaatst de volle kooien in de auto en rijdt de straat uit, op naar de dierenarts van de gemeente, die ze steriliseert. Een paar dagen later komt hij terug om ze op dezelfde plek weer op vrije voeten te stellen.
Mijn buurvrouw is lang niet de enige in de wijk die voor de straatpoezen zorgt. Zo woont in een naburig flatgebouw een bejaard echtpaar dat zich al jarenlang inspant voor het welzijn van de stadsdieren. Toen ik daar laatst naar binnenstapte voor een praatje, voor een glaasje fris én om een pannenkoek mee te eten, zag ik dat twee van de vijf stoelen in de huiskamer al waren bezet. Daarop stonden manden met een kat erin. De beestjes lagen lekker te slapen.
Bij mijn buurvrouw wonen vijf straatkatten inmiddels bij haar in huis. ’s Nachts slapen ze binnen, ’s morgens stappen ze door de achterdeur naar de tuin om daar hun behoefte te doen. Overdag lopen ook andere viervoeters naar binnen. „Buiten is het koud”, zegt mijn buurvrouw vol begrip. „De katten zijn de hele tijd hongerig en kunnen continu eten.”
Ze vertelt dat sinds de gemeente Jeruzalem de grote groene vuilcontainers heeft verwijderd en vervangen door ondergrondse vuilnisbakken het leven van de poezen er niet gemakkelijker op is geworden. De bovengrondse containers boden voedsel en beschutting, die ondergrondse bakken niet. Het is maar goed dat ook die nieuwe containers een keer volraken en –nog beter– minstens één keer per week verstopt zijn. Zodra daarvan sprake is, werpen de bewoners hun vuilniszakken gewoon vóór de bak. Met hun nagels hebben de katten de zakken zo opengemaakt.
Mochten ze daar achter het net vissen, dan is er een dagelijkse herkansing bij mijn buurvrouw. Zijzelf kan het niet meer doen, maar haar echtgenoot nog wel: in de namiddag komt hij naarbuiten met een tas vol etensresten, de katten volgen hem met hun staarten omhoog. „Ook andere mensen gooien nu voedsel neer op de plek waar ik het deponeer”, zegt hij. „De beestjes worden niet vergeten.”