Geitenstop domper voor florerende sector
Zeven provincies willen niet dat geitenhouders nog uitbreiden of dat zich nieuwe geitenbedrijven vestigen. Een domper voor deze kleine sector die de afgelopen jaren groeide als kool.
Een grote witte geit buigt de hals, verheft zich op de achterpoten en geeft de geit naast zich een stoot. In de stal van melkgeitenhouder Ad Bink in het Brabantse Raamsdonk, wordt de hiërarchie zorgvuldig bewaakt. De witte Saanengeitenen zijn in de meerderheid, maar er lopen ook lichtbruine Nubische geiten bij, herkenbaar aan hun lange hangoren en Alpine geiten, die een slag donkerder zijn, met een zwart dek op de rug.
Bink, wiens vader koeien melkte, houdt samen met zijn vrouw Marlies al ruim twintig jaar geiten en heeft er nu zo’n vijfhonderd, waaronder een dozijn bokken. „Toen ik begon met driehonderd geiten was ik een grote en nu ben ik een kleintje”, lacht hij. Het gemiddelde melkgeitenbedrijf telt circa negenhonderd dieren, al zijn er enkele uitschieters met drieduizend of meer. De meeste boeren hebben een agrarische achtergrond. „Met die aantallen is de hobby er wel af.”
Kaas
Geitenboeren die zelf kaas maken, vormen een aparte categorie. Zij hebben de handen vol aan tweehonderd dieren, die immers twee keer per dag moeten worden gemolken. De combinatie is erg arbeidsintensief en de hygiënevoorschriften zeer strikt. „Ik mag wel kaas maken en aan vrienden en kennissen verkopen, maar zodra ik een bordje voor de deur zet met ”kaas te koop” komt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en moet ik aan zo’n pak eisen voldoen”, gebaart Bink. Een deel van de geitenhouders combineert zijn bedrijf met een camping, biedt yoga aan, een vergaderruimte of kinderopvang.
De geiten eten gretig van de walletjes ruwvoer: gras, bietenpulp, mais, luzerne en brok. Geen van de dieren heeft hoorns, die worden als ze jong zijn onder verdoving verwijderd om conflicten niet uit de hand te laten lopen en het werk voor de boer gemakkelijker te maken. „Ze zijn best scherp.” Van achter uit de stal waait frisse lucht en daglicht binnen.
Quotum
„De melkgeitenhouderij begon in Nederland pas echt toen in 1984 het melkquotum voor koeien werd ingevoerd”, aldus Bink, die na zijn opleiding een poos in de techniek werkte. Toen het boerenbloed alsnog begon te kriebelen, kocht hij met zijn vrouw de geitenboerderij. Bink is lid van de vakgroep Melkgeitenhouderij van boerenorganisatie LTO-Nederland, zijn vrouw werkt nog een paar dagen in een winkel met streekproducten.
Terwijl Mechelse herder Billy om hem heen trippelt, vertelt Bink over de sector die geconfronteerd wordt met vestigingsstops en uitbreidingsverboden. Behalve in Noord-Brabant zijn die ook afgekondigd in Limburg, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Zuid-Holland en in december in Noord-Holland.
De provincies maken zich zorgen over de grotere kans op longontsteking in een straal van twee kilometer rond geitenhouderijen. De relatie tussen wonen in de buurt van geitenbedrijven en verhoogde kans op longontsteking is bevestigd door het RIVM. Waar de schoen precies knelt is nog niet bekend. Pas als over één tot drie jaar duidelijk is hoe de problemen kunnen worden voorkomen, zullen de provincies de teugels weer laten vieren.
Wrang
Hoewel Jos Tolboom, voorzitter van de landelijk LTO-Melkgeitenhouderij, „proportionaliteit mist” begrijpen de geitenhouders de reactie van de provincies wel. Zeker in het licht van de ellende met de Q-koorts in het eerste decennium van deze eeuw waar de dieren tegenwoordig voor worden ingeënt. „De volksgezondheid staat op één. Wrang is wel dat stagnatie het moeilijk maakt te investeren, bijvoorbeeld in luchtwassers”, reageert Bink. Luchtwassers zijn machines die de lucht uit de stal zuiveren van fijnstof en ammoniak voordat die naar buiten gaat
Voor de sector, die de afgelopen jaren een enorme bloei doormaakte en steeds met tien procent groeide, zijn de maatregelen een domper. „Stilstand is achteruitgang.”
LTO vreest niet meer te kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar kaas en melk en vreest dat de concurrentie in het gat springt dat dan ontstaat. Dat kunnen boerderijen zijn in België, die er door Nederlanders worden opgezet of bedrijven uit het traditionele geitenmelkende Frankrijk of uit Spanje, een nieuwkomer die zich wat kwaliteit nog niet met Nederland kan meten. „We hebben hier strenge regels, maar ook een geweldige reputatie wat betreft voedselveiligheid.”
Inhaalspurt
Het meest vreest de sector de inhaalspurt nà de bouwstop met overproductie, dalende prijzen en faillissementen. „Dat willen we voorkomen”, aldus Bink. „Er wordt gedacht aan een systeem van milieuvergunningen. Een andere optie is een ‘herenakkoord’ waarbij de afnemer van de melk bepaalt hoeveel er kan worden verwerkt en aan de hand daarvan leveranciers accepteert.” Kartelvorming is echter niet toegestaan.
Zelf heeft Bink momenteel geen last van de beperkingen. „Op mijn bedrijf is geen ruimte voor meer geiten, ik heb geen plannen voor uitbreiding. Mijn zoon heeft geen ambitie om de boerderij over te nemen, dus voor hem hoeven we het niet te doen.”
>>rd.nl/geit voor meer artikelen over geiten.
Producten vooral naar China en Duitsland
De geiten van de 360 tot 370 professionele Nederlandse geitenhouders produceren jaarlijks 300 miljoen liter melk, een fractie van de 14,5 miljard kilo koeienmelk die de Nederlandse koeien jaarlijks leveren. Tachtig procent van de geitenkaas en geitenmelk wordt geëxporteerd, vooral naar Duitsland, maar ook als melkpoeder naar China.
Mensen met een allergie voor koemelk zouden baat hebben bij het drinken van geitenmelk.
De Nederlandse geitenhouderij kent geen beperkingen door melkquota of fosfaatuitstoot. In 1990 gaf een geit jaarlijks acht tot negenhonderd liter melk per jaar en nu al elf- à twaalfhonderd.
Anders dan koeien hoeven geiten niet jaarlijks te lammeren om meerdere jaren melk te geven. En hoewel geboorten vooral overdag plaats vinden, betekenen lammeren extra werk voor de boer.
Jonge geitjes kunnen worden aangehouden ter uitbreiding of verjonging van het bedrijf. Bokjes gaan naar de allochtone slager of het vlees wordt geëxporteerd naar Spanje en Portugal.
Jonge geiten kunnen al lammeren als ze een jaar oud zijn en krijgen dan vaak maar één lam. Oudere dieren werpen doorgaans twee lammeren: een geitje en een bokje en soms zijn het er drie.