Rebellen nog steeds actief in Haïti
Gewapende, in camouflagekleuren gehulde rebellen patrouilleren nog elke avond in de straten van Mirebalais, een stadje in het midden van Haïti. Vijf maanden na de opstand die een einde maakte aan het bewind van president Jean-Bertrand Aristide zijn de rebellen nog steeds actief.
De nieuwe regering heeft onder druk van de internationale gemeenschap de rebellenfacties opgedragen hun wapens binnen twee maanden in te leveren. Maar ondanks de aanwezigheid van een vredesmacht van de Verenigde Naties durft niemand de confrontatie aan te gaan met de oud-soldaten, die nog altijd delen van het platteland in handen hebben. De rebellen zelf zeggen dat niemand hen kan dwingen afstand te doen van hun wapens.
„We hebben geen enkel probleem met de vredesmacht, maar ze hebben niet het recht om onze wapens af te nemen”, zegt Fritz Pierre, aanvoerder van een groep rebellen die te voet patrouilleren in Mirebalais, dat zo’n 10.000 inwoners telt.
De meeste rebellen lijken zich niets aan te trekken van de brief die ze deze maand van de interim-regering kregen. Daarin stond dat gewapende bewegingen tot 15 september de tijd krijgen om de wapens in te leveren. Daarna riskeren ze arrestatie. In theorie, althans.
In werkelijkheid is het nieuwe bestuur van Haïti, net zoals de politiemacht die zich probeert te hergroeperen, weinig enthousiast om de rebellen aan te pakken. Interim-premier Gérard Latortue loofde hen bij zijn beëdiging in maart en noemde ze zelfs „vrijheidsstrijders.”
Hier en daar werkt de politie samen met de rebellen. In Mirebalais patrouilleren zo’n vijftig rebellen. In nog zeker elf andere centraal en noordelijk gelegen steden zijn dergelijke brigades actief. De samenwerking is niet van harte, maar de toestand blijft onder controle. In Mirebalais deelden politie en rebellen tot enkele dagen geleden een politiebureau. Toen verhuisden de rebellen plotseling naar een ander gebouw. Omdat de politieagenten het zaakje niet vertrouwden, vertrokken zij ook, waardoor tien gedetineerden uit hun cel konden ontsnappen. Volgens rebellenleider Remissainthe Ravix gingen de rebellen weg omdat ze merkten dat de agenten zich ongemakkelijk voelden bij hun aanwezigheid.
Veel rebellen hebben gediend in het leger dat in 1991 Aristide verdreef. Nadat Amerikaanse troepen hem in 1994 terug in het zadel hadden geholpen, ontbond Aristide het leger - om eind februari opnieuw verdreven te worden. Aristide woont nu in ballingschap in Zuid-Afrika.
Als de regering overtuigd kan worden om het leger opnieuw op te richten, hopen de meeste rebellen daar weer deel van te kunnen uitmaken. „Het leger blijft altijd het leger. De president kan het ontbinden, maar in de grondwet wordt het bestaan ervan nog steeds gegarandeerd”, aldus Pierre, die beweert dat hij leeft van wat bewoners hem geven. In het leger was hij sergeant.
Er zijn naar schatting enkele honderden rebellen zoals Fritz Pierre, maar velen onder hen zijn niet de oud-soldaten waar ze zich in hun versleten uniforms voor uitgeven. Dat beweert voormalig majoor Joseph Lesly Sanz, lid van een regeringscommissie die moet vaststellen wie er oud-soldaat is en dus recht heeft op pensioen en andere voordelen.
Of de duizenden door Brazilië aangevoerde blauwhelmen zullen helpen bij het demobiliseren van de rebellen, is nog niet duidelijk. Volgens kolonel Rodrigo Carrasco, de commandant van de Chileense VN-troepen, doen de rebellen voorlopig niets verkeerd en is ingrijpen niet nodig.
Anderen zijn het daar niet mee eens en beschuldigen de rebellen ervan aanhangers van Aristide te bedreigen en aan te vallen. Radiojournalist Jeanty André Omillert dook in juni onder omdat hij voor zijn leven vreesde. Hij werd korte tijd vastgehouden door rebellen die hem ten onrechte beschuldigden van roofovervallen. Hij beweert gevaar te lopen omdat hij „niet aan hun kant” staat.
Ook een Haïtiaanse mensenrechtenorganisatie maakt melding van misbruik. Zo werd er in maart in de stad Thomonde een man doodgeslagen. Rebellenleider Manel Valerus werd gearresteerd, maar aanhangers bevrijdden hem en hielpen hem ontsnappen naar de Dominicaanse Republiek.
Voormalig rebellenleider Louis-Jodel Chamblain gaf zich drie maanden geleden over om de gevangenis in te gaan wegens moorden waarvoor hij begin jaren ’90 al was veroordeeld. Op dit moment geeft hij in de gevangenis lessen in ethiek aan medegevangenen. Hij vindt dat de meeste gewapende facties ontwapend moeten worden, met uitzondering van voormalige soldaten. „Het leger heeft wapens nodig”, vindt hij. Ex-soldaten moeten volgens Chamblain in de politiemacht opgenomen worden „om te zorgen dat de veiligheid in het land gegarandeerd blijft.”