Gratis tandzorg als cadeau van kerk in Aleppo
„Tijdens de lange oorlog vlogen de kogels me elke dag om de oren en was er aan alles gebrek, maar God was erbij”, zegt ds. Bchara Moussa Oghli (61). Hij is predikant in Aleppo.
„Uit alle oorlogsjaren is de aanraking van God me het meest bijgebleven”, aldus ds. Bchara, verbonden aan de Armeense protestantse Church of Christ in de Syrische stad Aleppo. Hij is blij eindelijk weer eens een christen uit het buitenland te ontmoeten, maar het ijs is niet meteen gebroken. De predikant snapt niet waarom het Westen de opstandelingen steunt die willen dat Syrische christenen verdwijnen, en roept me daarvoor ter verantwoording.
Ik mag voor de GZB, een zendingsorganisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland, de Syrische christenen in Libanon en Syrië bezoeken. De GZB heeft de Syrische christenen gedurende de hele oorlog gesteund. Dat weet ds. Bchara ook en ik ben dan ook welkom in het oude missiehuis boven de kerk, op een terrein met een kerkelijk en medisch centrum en een flat, eigendom van de Armeense Church of Christ. Zijn Armeense echtgenote Houri (58), die als vrijwilliger godsdienstlessen geeft op de Armeense school, serveert lokale lekkernijen.
De bescheiden predikant vertelt dat de oorlog hem tot nieuwe inzichten bracht. „Tijdens de oorlog bestudeerde ik de psalmen, de evangeliën en het boek Zacharia. Ik las Psalm 122 over de pelgrims die God vergeten omdat ze onder de indruk raken van de pracht en praal van Jeruzalem. Die psalm kreeg voor mij een andere betekenis omdat ik ontdekte dat het een aanmoediging is om niet te blijven steken in een mooie buitenkant, maar je te richten op je relatie met God. Ik kwam er ook achter dat de Bijbel onder grote druk is geschreven. Ik herkende dat omdat ik zelf ook onder grote druk leefde. Dan zie je het bijzondere van de Bijbel. Zo kon ik tijdens de oorlog een boodschap van hoop bieden aan oude en nieuwe vrienden, onder andere via WhatsApp.”
Ds. Bchara Moussa Oghli vertelt dat hij zich sinds 1987, vanuit het kerkelijk centrum, richt op het aanbieden van tandartszorg, waarvoor hij twee tandartsen in dienst heeft. „Ik vroeg me af hoe de kerk zich dienstbaar kan maken en een rol van betekenis kan spelen zonder zich direct te richten op ‘het winnen van zieltjes’”, verklaart de predikant, die zijn opstelling in het dagelijks leven en in de ontmoeting met anderen van groot belang vindt. „Ik wilde de samenleving iets bieden wat ontbreekt en de mensen iets geven waaraan ze behoefte hebben. En tandartszorg is, zéker in oorlogstijd, lastiger te organiseren dan gewone medische zorg. Tijdens de oorlogsjaren had de Church of Christ twee tandartsen in dienst, die niet de benen namen, zelfs niet toen rebellen de tandartspost tot op 10 meter naderden, en heeft zo verschil gemaakt voor de Syrische bevolking.”
Achterstallig gebitsonderhoud
De predikant is dankbaar dat hij die zorg, met steun van de GZB, kon blijven geven. Hij laat, vlak bij zijn kerk, de praktijkruimte zien waar tandarts Varoujan Fermanian (63), die sinds 1988 parttime voor het kerkelijk centrum werkt, net het gebit inspecteert van de 44-jarige Manouliau Shake. Manouliau is gedurende de oorlog van 2012 tot 2018 niet naar de tandarts geweest en bang dat het achterstallige gebitsonderhoud een duur grapje zal worden. Maar ds. Bchara belooft haar dat de tandarts een betaalbaar bedrag in rekening zal brengen, want als patiënten een behandeling niet kunnen betalen, betaalt de kerk. „Ouden van dagen, leraren en wezen krijgen gratis tandzorg”, vertelt hij terwijl de tandarts afscheid neemt van een opgeluchte patiënt.
„Ik ben heel blij dat ik geholpen kon worden”, zegt Manouliau als ze hoort dat haar gebit weer helemaal in orde is. „Leraren zijn soms verbaasd dat wij hun gratis tandzorg aanbieden omdat ze belangrijk werk doen”, aldus ds. Bchara. „Het is een cadeau van de kerk van Christus.”
Tandartsassistente Aida maakt de gebruikte instrumenten klaar voor een volgende patiënt. Ze vertelt dat de bommen soms op een meter afstand van haar ontploften, als ze op weg was naar de praktijk. Ze is dankbaar dat ze wonderlijk werd bewaard.
We verlaten het kerkelijk centrum, terwijl ds. Bchara vertelt dat de voortzetting van de tandartszorg tijdens de oorlogsjaren een grote zorg voor hem was. De predikant gaat zeer spaarzaam om met de watervoorraad die hij al vóór de oorlog heeft aangelegd omdat hij zo graag van betekenis wil zijn voor zijn landgenoten. „We douchten niet en hergebruikten het water waarmee we onze handen wasten”, zegt hij. Toen het water opraakte, overwogen de tandartsen hun werk te staken, juist toen de oorlog op zijn hevigst was. „Maar op dat moment vonden we op ons terrein een waterbron”, vertelt ds. Bchara verwonderd, terwijl hij de plek aanwijst waar het water naar boven werd gepompt. „De tandzorg kon voortbestaan.”
„Wij woonden tijdens de oorlog op 100 meter van de vuurlinie”, vervolgt ds. Bchara Moussa Oghli terwijl we een rondje door de wijk lopen. „Links en rechts van ons huis stonden wachtposten en onze straat was een drukke doorgangsroute.”
Ds. Bchara groet accountant Sonia Atamian (50), christen, getrouwd met Avedis (57) en moeder van Hovsep (25) en Zarmig (20). Sonia vertelt hoe haar gezin wonderlijk werd bewaard. „Avedis en Hovsep stonden met een groep mensen te praten, maar gingen omdat ze het koud kregen een winkel binnen om op te warmen toen er een bom ontplofte die hun gesprekspartners doodde.” Ook dochter Zarmig ontsnapte ternauwernood aan een bomaanslag toen ze op straat haar moeder zag lopen en van haar koers afweek.
Sonia vertelt dat er in Syrië op dit moment tekort is aan alles, maar dat vooral psychologische hulp en bijstand nodig zijn omdat veel Syriërs psychische problemen hebben. „Zelf wil ik de geluiden van de oorlog niet meer horen”, zegt ze. „Ik verstijf nog steeds als er geschoten wordt.”
Voetbal
Ds. Bchara vervolgt zijn weg door de zwaargehavende wijk, waar hij om de haverklap wordt gegroet of aangehouden voor een praatje. Hij wandelt naar het park, dat tijdens de oorlog veranderde in een begraafplaats omdat de reguliere begraafplaats onder vuur lag en begraven er levensgevaarlijk was. Nu voetballen jongens bij de recent gedolven graven.
„Ik had tijdens de oorlog altijd een reservesleutel bij me van het huis van mijn ouders, zodat ik me daar zou kunnen verschuilen mocht mijn eigen huis niet bereikbaar zijn”, vertelt de predikant. Hij weet nog dat er in 2016 een raket werd gelanceerd richting het kerkcomplex: het projectiel schampte een dak en kwam terecht op het centrale plein, maar ging niet af. „Het was bijzonder dat de raket nauwelijks schade aanrichtte, want een van onze buurhuizen stortte die dagen in bij een soortgelijke aanslag. Veel mensen verlieten de wijk toen, ook onze twee dochters. Omdat ons huis in de vuurlinie stond, wilde een nicht ons naar Canada helpen vertrekken en dat vonden wij wel aantrekkelijk. Toch besloot ik in Aleppo te blijven om de mensen bij te staan, evenals mijn vrouw. Al die oorlogsjaren konden we kerkdiensten blijven beleggen en is het werk van de kerk, met hulp van de GZB, voortgezet, ondanks elektriciteitsproblemen, voedsel-, water- en brandstoftekorten en gebrek aan tandartsmaterialen. Een wonder.”
Dit is het tweede deel in een drieluik over de gevolgen van de oorlog in Syrië en Libanon. Deel 3 verschijnt vrijdag.
”Vrede zij u” niet gepast voor christen
Ook de Armeense tandarts Tavit Barsoumian (67) heeft een praktijkruimte in het kerkelijk centrum van de Armeense Church of Christ in Aleppo. Hij ontvluchtte in maart 2013 zijn woonplaats Raqqa, ongeveer 160 kilometer ten oosten van Aleppo. „Ik mocht mijn buren niet meer groeten met ”Salaam Aleikum”, vrede zij u, want dat vond Islamitische Staat een islamitische groet en niet gepast voor een christen”, vertelt hij. „Elke maand moesten christenen 150.000 Syrische pond (ongeveer 255 euro) christenbelasting betalen, omdat ze weigerden moslim te worden.” Tavit Barsoumian ontvluchtte de stad en klopte, zonder papieren, aan bij de Armeense kerk in Aleppo, omdat hij graag als arts aan de slag wilde. Ds. Bchara Moussa Oghli deed navraag naar de afgestudeerde Armeniër, en bood hem vervolgens een baan aan.
Barsoumian weet niet of hij nog weer terug kan keren naar Raqqa, want zijn huis en zijn kliniek zijn leeggeroofd en verwoest. In 2014 reisde hij nog naar de stad nadat hij van zijn voormalige buren vernomen had dat zijn bezittingen geroofd werden. De dief werd wel opgepakt maar zijn eigendommen is hij kwijt. „Nu hebben de Koerden de macht in Raqqa en mensen uit Saudi-Arabië vertellen er grote leugens over christenen”, verzucht de berooide arts. „Ik weet niet of ik als christen nog in Raqqa kan leven.”