Landverhuizers verjagen bisons en indianen
De afgescheiden emigranten die onder leiding van Van Raalte en Scholte naar Amerika trokken, hadden een oudtestamentische visie op de natuur. Dat concludeert prof. dr. J. J. Boersema uit de brieven en memoires die de landverhuizers nalieten.
Komend voorjaar reist de emeritus hoogleraar grondslagen van de milieuwetenschappen voor de vierde keer af naar de Verenigde Staten om er samen met zijn vrouw archiefonderzoek te doen. Tussen de reizen door werken ze hun bevindingen uit in boekvorm. Dat gebeurt in hun werkkamer in een Leids universiteitsgebouw. De muren gaan er schuil achter hoog oprijzende boekenkasten. Inmiddels staat één kast vol boeken over Amerika.
Als „bioloog-theoloog” houdt Boersema zich bezig met levensbeschouwelijke vragen rond natuur en milieu. In 1997 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen op een studie naar ”Thora en Stoa over mens en natuur”, waarvoor hij zowel de joodse wetten als de geschriften van een filosofische stroming, het stoïcisme, bestudeerde. Toen hij daarover in het Amerikaanse Grand Rapids een lezing hield, kwam ter sprake dat de vele correspondentie en andere archiefstukken van de 19e-eeuwse emigranten nooit onderzocht zijn op de verhouding tussen mens en natuur.
Boersema besloot onderzoek te doen naar de Nederlandse landverhuizers die vanaf 1846 onder leiding van de afgescheiden predikanten A. C. van Raalte en H. P. Scholte naar de Verenigde Staten trokken. „Van Raalte kwam in de staat Michigan in een overweldigende wildernis terecht, Scholte in Iowa op de uitgestrekte prairie. Twee gebieden die nog niet ontgonnen waren. Hoe hebben de emigranten dat ervaren?”
Angstaanjagend
Dat kon naar twee kanten uitvallen. „Wij beschouwen de natuur vaak als één geheel, maar in het Oude Testament zie je een tweedeling: er wordt positief geschreven over gedomesticeerde –getemde– natuur, maar wilde natuur wekt naast bewondering vooral negatieve gevoelens op, want die is angstaanjagend, bedreigend en wordt soms als straf ingezet. Dat zit in ons taalgebruik, met woorden als onkruid en ongedierte. Wilde natuur is een plek die je op afstand wilt houden óf die je wilt cultiveren.
Dat laatste is de taak van de mens: de aarde bewoonbaar maken. Dat idee vind je in het vaak wat activistische denken van protestanten terug. Protestanten denken niet circulair –opgaan, blinken, verzinken–, maar lineair: het is onze plicht de situatie te verbeteren, de wildernis in cultuur te brengen.”
Of die gedachtegang domineerde, kan in Amerika goed worden onderzocht: dat werd in korte tijd geciviliseerd. „Wat in Europa vijftien eeuwen geduurd had, gebeurde in Amerika binnen een eeuw. Die snelle ontwikkeling kun je in de archieven traceren.”
Sinds 2014 is het echtpaar Boersema drie keer twee maanden in Amerika geweest. „In Holland, de stad die ds. Van Raalte in Michigan stichtte, verbleven we in een huis dat de Reformed Church of America beschikbaar heeft voor zendingswerkers tijdens hun verlofperiode.”
Met een onderzoeksbeurs van het Van Raalte Institute –een instituut van Hope College in Holland, dat de geschiedenis van Nederlanders in Amerika onderzoekt– ging Boersema aan de slag. „Mijn vrouw leest, ik verwerk de informatie. En er ís veel te lezen en te verwerken, want de emigranten lieten veel na.”
Brieven en memoires
In Holland en de omliggende dorpen, maar ook westelijker, in Sheboygan, Pella –gesticht door ds. Scholte–, Sioux Center en Orange City, bestudeerden de Boersema’s brieven die emigranten naar Nederland stuurden en waarvan een groot aantal later naar Amerika is teruggebracht.
Een tweede bron vormen de memoires die aan het eind van de 19e eeuw zijn opgesteld toen men zich realiseerde hoeveel er na de landverhuizing in enkele decennia was veranderd. Een groot aantal van die handschriften werd door Henry S. Lucas gebundeld in de dikke paperback ”Dutch Immigrant Memoirs”.
Aan de hand van een afvinklijst constateerden de onderzoekers dat de emigranten het meest over het gezinsleven en de kerk schreven en weinig over kleding en cultuur. „Natuur en milieu zat daar wat het aantal vermeldingen betreft tussenin.”
De Boersema’s concludeerden dat het protestantse, oudtestamentische beeld van de natuur in deze brieven en memoires sterk zichtbaar is. „Men schrijft gunstig over getemde dieren, het golvende graan en de grootsheid van Amerika en negatiever over de wilde natuur en schadelijke dieren. De wolf werd blijkbaar als een bedreiging gezien, want hij werd veel vaker genoemd dan dat hij percentueel gezien voorkwam. Dat gold ook voor de sprinkhaan. Er worden veel oudtestamentische termen gebruikt, zoals „gedierte” en –in de wouden van Michigan– „bomen als enakskinderen.””
Uitgestorven
De onderzoekers vonden nogal wat verwijzingen naar de trekduif. „Dat was in de 19e eeuw de meest voorkomende vogel in Noord-Amerika en vermoedelijk in de hele wereld. Naar schatting waren er 3 tot 5 miljard van. Al voor de Eerste Wereldoorlog was de vogel echter uitgestorven. De voornaamste oorzaak was de jacht, maar dat ze bij miljoenen werden neergeknald, kan niet de hele verklaring zijn.”
Dat neerschieten was gemakkelijk: de duiven trokken in grote groepen over, dicht bij elkaar. „De lucht was dan twee of drie uur lang verduisterd. Dat vind je in tientallen verslagen terug. De geschoten duiven werden verkocht of opgegeten. Of het neerschieten gebeurde zomaar, als jagersplezier. Dat was een Amerikaanse gewoonte die door sommige Nederlandse emigranten werd overgenomen.”
Overheersende gedachte onder de landverhuizers was dat de mens de opdracht heeft het nieuwe land in cultuur te brengen. „Daarop duiden citaten als „wij brachten de wildernis tot bloei” en „we moeten de schatten die onder de bleke prairie verborgen liggen, naar de oppervlakte brengen.”
Die gedachte zie je ook bij andere groepen in Amerika: wij, blanken uit Europa, hebben de heilige plicht om hier beschaving te brengen. De natuur heeft geleden onder de zondeval en nu moeten wij die weer cultiveren.
Het verdrijven van de bisons wordt dan een daad van beschaving. Dat dier is hevig bejaagd, omdat hij zich niet aan de westerse beschaving wilde aanpassen. Net zoals de indiaan verdreven werd. In het westen van Michigan hakten de immigranten de wouden om, zonder het als een probleem te zien dat ze daardoor de oorspronkelijke bewoners hun leefgebied afpakten. Ze vonden het eigenlijk maar vreemd dat de indianen de grond niet bewerkten.”
Heilige opdracht
De heersende gedachtegang is niet alleen zichtbaar in de schriftelijke nalatenschap van de ”settlers”, maar ook op de schilderijen die de Boersema’s bestudeerden. Zoals ”American Progress” (1872) van John Gast: „Rechts het verlichte, liefelijke oosten, met de Brooklyn Bridge. Links ervan de trein en de postkoets als symbolen van vooruitgang. De godin van de vooruitgang is afgebeeld met een boek over wetenschap en een telegraafdraad onder haar arm. Links zie je het duistere westen, met indianen, wolven, beren en bisons. Het was duidelijk dat de beschaving –het licht– van oost naar west oprukte. Het is de ”Manifest Destiny”: de lotsbestemming van de Amerikanen om het gebied te civiliseren. Als een heilige opdracht.”
De emigranten onder leiding van Van Raalte en Scholte verlieten Nederland om godsdienstige en economische redenen. In Amerika kwamen ze echter ook in moeilijke omstandigheden terecht. „West-Michigan, het gebied dat Van Raalte uitkoos, was bedekt met wouden. De landverhuizers kenden dat niet, want Nederland was in die tijd nagenoeg ontbost. Velen hadden nog nooit een bijl in handen gehad. Ze wilden zo veel mogelijk hout, dus kapten ze te laag bij de grond. Daarbij hakten ze zichzelf soms in de voet. Ook gebeurde het dat iemand werd gedood onder een vallende boom. De Amerikanen leerden hun hoe ze bomen moesten kappen.
Van Raalte had voor het gebied gekozen omdat hij dacht geld met de houthandel te kunnen verdienen, maar er waren in het prille begin geen transportmogelijkheden, dus de inkomsten vielen tegen en de overtollige bomen werden uiteindelijk verbrand.”
Ook de hevige sneeuwstormen waren nieuw voor de immigranten. „Je leest dat ze soms een touw van de achterdeur naar de schuurdeur spanden omdat ze anders de weg niet konden vinden.” Ondertussen kampten de landverhuizers in hun blokhutten tussen de moerassen met epidemieën die grote aantallen slachtoffers vergden.
Angst voor indianen
Boersema noemt het opvallend dat het cultiveren van het land niet altijd werd gecombineerd met het bedrijven van zending. „Het brengen van het Evangelie onder de indianen ging de protestanten slecht af. De rooms-katholieken hadden meer succes, want die hadden meer rituelen. Er was tijdens hun diensten meer te zien en te beleven. Onder de protestanten zie je grote angst voor de indianen.”
De protestantse Nederlanders waardeerden de vooruitgang in Amerika overigens niet onverdeeld positief. „Ze signaleerden ook morele verwording. Technische vooruitgang ging soms ten koste van de godsvrucht. De afhankelijkheid ging teloor door de enorme groei en welvaart.”
Oostvaardersplassen
Het cultiveren van nieuwe gebieden had nog een andere keerzijde. „Toen er in westerse landen rond 1950 nauwelijks meer wilde natuur te vinden was, begon men dat als een verlies te ervaren. Dus kwamen er pogingen om nieuwe natuur tot stand te brengen. Maar dat moet wel op een –volgens ons– beschaafde manier. Dat er in de Oostvaardersplassen dieren doodgaan door voedselgebrek, is dan onacceptabel. Terwijl het een natuurlijk proces is. Er gaan elk jaar miljoenen vogeltjes dood door gebrek aan eten; daarover maakt niemand zich druk.
Als je de wolf terug wilt in Nederland, moet je ook accepteren dat zo’n beest af en toe een mens doodt. Maar zo ver willen we uiteraard niet gaan. Echt wilde natuur blijft een lastig iets voor de geciviliseerde mens.”