Kadriu verzamelde in 1998-1999 informatie over Servische gruweldaden in Kosovo en presenteerde die nu tijdens het proces tegen Slobodan Milosevic voor het VN-hof. Volgens Kadriu escaleerde het conflict in september 1998 en bereikten het geweld en de terreur tegen de etnische Albanezen een tot dan toe ongekend niveau. Dorpen werden omsingeld, mensen werden gedood of gearresteerd. In de bergen in de Cicavica-streek zag hij de stapels gruwelijk verminkte lijken liggen. De verminkingen die Servische agenten en Joegoslavische soldaten aanrichtten, waren soms zo gruwelijk dat identificatie moeilijk was.

Volgens Kadriu waren de Kosovo-Albanezen „heel blij” toen de NAVO op 24 maart 1999 begon met bombardementen op Joegoslavië om een regeling voor Kosovo af te dwingen. Maar voor de langverwachte bevrijding er was, zou nog een aantal moeilijke maanden volgen. In Kadriu’s stad Vushtrri (Vucitrn voor de Serviërs) -volgens de getuige een „zeer oude stad”- werd de 17e-eeuwse moskee in brand gestoken. Er werd geplunderd, huizen werden platgebrand.

Begin mei „ging de politie van huis tot huis en zei tegen de bevolking dat zij moest vertrekken.” Een konvooi van duizenden mensen vertrok uit Vushtrri. Het konvooi werd beschoten. „Granaten kwamen neer, kinderen huilden”, aldus Kadriu. „Toen begon het moorden. Het konvooi trok gewoon verder, terwijl alsmaar mensen werden doodgeschoten.” Volgens Kadriu zijn meer dan honderd mensen uit de stoet gehaald en vermoord.

Kadriu, die bekendstond als mensenrechtenactivist, werd uit het konvooi gehaald en door de Servische geheime politie met honderden andere Kosovaarse mannen van weerbare leeftijd opgesloten in Smrekovrica, of Smrakoncë, zoals de Albanezen zeggen.

Milosevic moet kunnen doorgaan met het afnemen van kruisverhoren, zoals hij dat tot nu toe heeft gedaan tijdens zijn proces voor het Joegoslavië-tribunaal. Dit schrijven de amici curiae (vrienden van het hof) Wladimiroff, Tapuskovic en Kay, die mede toezien op een eerlijk verloop van de rechtszaak, in een advies aan de rechters.

De aanklagers hadden geklaagd dat Milosevic zich bij het kruisverhoor moet houden aan de onderwerpen die aan de orde zijn geweest tijdens de eerdere ondervraging door de aanklager die de getuige heeft opgeroepen. Maar volgens de amici moet de ex-president van Joegoslavië wel degelijk de mogelijkheid hebben de getuigen te vragen naar bijvoorbeeld acties van het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK) en naar schade veroorzaakt door de NAVO-bombardementen.