Muziek

Organist Liuwe Tamminga voelt zich thuis in Italië

Liuwe Tamminga voelt zich de koning te rijk. „Ik bespeel in Bologna het mooiste, oudste en belangrijkste orgel van Italië.” De Fries is even in Groningen om enkele concerten te geven. Hij geldt wereldwijd als een autoriteit op het gebied van de interpretatie van Italiaanse orgelmuziek.

27 October 2018 19:04Gewijzigd op 16 November 2020 14:29
De Fries Liuwe Tamminga woont sinds 1982 in de Italiaanse stad Bologna. „Ik ben organist van het mooiste orgel van Italië. Afgelopen week werkte hij in de Der Aa-kerk in Groningen (foto) mee aan een vesper.  beeld Duncan Wijting
De Fries Liuwe Tamminga woont sinds 1982 in de Italiaanse stad Bologna. „Ik ben organist van het mooiste orgel van Italië. Afgelopen week werkte hij in de Der Aa-kerk in Groningen (foto) mee aan een vesper. beeld Duncan Wijting

Tamminga (65) is het gewend dat zijn voornaam fout, dus met een ”e”, wordt geschreven. Waarom ontbreekt de ”e” in Liuwe? „Mijn vader was hoofd van een lagere school in Leeuwarden en hechtte aan de 17e-eeuwse Friese spelling. In die tijd werd Liuwe nog zonder ”e” geschreven. Ik ben vernoemd naar de jongste broer van mijn vader. Die heette overigens Lieuwe met een ”e”. Dat is wel geestig.”

De Fries woont sinds begin jaren tachtig in de Noord-Italiaanse stad Bologna. Hij werd daar in 1982, samen met de in 2017 overleden Italiaanse organist, klavecinist en muziekpedagoog Luigi Ferdinando Tagliavini, benoemd als bespeler van de twee historische orgels in de San Petronio: een instrument uit 1475 van Lorenzo da Prato en een orgel uit 1596 van Baldassarre Malamini.

Van heimwee heeft Tamminga nooit last gehad. Ook zijn moedertaal mist hij niet. „Naast het Fries en het Nederlands spreek ik inmiddels een aardig mondje Italiaans, Frans, Duits en Engels. Dat gaat vanzelf omdat ik vrijwel dagelijks met buitenlanders in contact kom.”

U kreeg muziek thuis met de paplepel ingegoten?

„Mijn moeder hield van muziek en zong op een oratoriumkoor, maar mijn vader had weinig met muziek. Er werd thuis vaak bij het harmonium gezongen. We waren met vier jongens. Elk kind moest verplicht een jaar op harmoniumles. Mijn oudste broer –hij is een verdienstelijk amateur– en ik zijn blijven lessen. Al snel werd ik organist van de gereformeerde Noorderkerk in Leeuwarden. Na de middelbare school ben ik naar het conservatorium in Groningen gegaan om hoofdvak orgel en bijvak klavecimbel te studeren. Ik kreeg er onder anderen les van de vorig jaar overleden Wim van Beek, een formidabele organist. We hebben altijd contact gehouden. Van Beek zocht mij regelmatig op in Bologna en genoot daar enorm van.”

U woonde drie jaar in Parijs. Dat was vast niet als voorbereiding op de verhuizing naar Italië bedoeld.

„Op het conservatorium en in de eerste jaren erna was ik vooral in 20e-eeuwse Franse muziek geïnteresseerd. Ik wilde graag componist worden en nam compositielessen. Uiteindelijk ben ik toch de kant van uitvoerend musicus op gegaan. Ook improvisatie heeft mijn hart. Zo won ik in 1980 het Nationaal Orgelimprovisatieconcours Bolsward. In Frankrijk kreeg ik improvisatieles van André Isoir en Jean Langlais. De kleurrijke en mystieke muziek van Olivier Messiaen boeide mij enorm en daarom ging ik tijdens het eerste jaar van mijn verblijf in Parijs op zondag vaak naar hem luisteren. Uiteindelijk kon ik in diens stijl improviseren. Later was ik op zondagmorgen meestal in de Saint-Germain-des-Prés te vinden als vervanger van Isoir. Ik improviseer nog altijd veel tijdens de missen in Bologna.”

Waar leefde u van in Parijs?

„Het eerste jaar had ik een studiebeurs van de Nederlandse regering. Het tweede jaar verdiende ik wat met pianospelen op een balletopleiding en daarna kreeg ik een beurs van de Franse regering. Ik wilde zo lang mogelijk blijven studeren en mij niet binden. Daarom besloot ik in 1981, na drie jaar Parijs, mij een halfjaar te gaan verdiepen in de Italiaanse orgelmuziek bij Tagliviani. Ik kreeg in Italië een piepkleine beurs van de Italiaanse regering en kon daar net van rondkomen. Ach, veel geld verdienen heeft mij nooit geïnteresseerd.”

En u bleef in Italië.

„Kort voordat ik terug wilde gaan naar Parijs hield de pastoor van de San Petronio in Bologna mij de orgelsleutels van deze kerk voor de neus. De verleiding om twee fantastische instrumenten te mogen bespelen, kon ik niet weerstaan. De pastoor wist dat een organist van de San Petronio in de middeleeuwen recht had op een woning en regelde een huis voor mij. Ik werd in 1982 samen met Tagliavini benoemd. Hij woonde echter in Zwitserland, was er hoofd van de afdeling musicologie van de universiteit in Fribourg en kwam maar enkele keren per jaar in Bologna.”

Wat kenmerkt het volgens u mooiste orgel van Italië?

„Het orgel uit 1475 van Lorenzo da Prato is het oudste instrument van Italië. Het bezit een verfijnde klank en de fraaiste fluiten van de hele wereld, die enorm transparant klinken. Italiaanse orgels uit de 15e eeuw waren bedoeld om zangers te imiteren en niet om de samenzang te begeleiden. Ze hebben een lage winddruk, wat zorgt voor een vocale klank. Deze instrumenten klinken nooit opdringerig. Beide orgels in de San Petronio hebben één klavier. Eenklaviersorgels beschikken over de meest fijngevoelige mechaniek, waardoor een precieze aanslag van de toetsen mogelijk is. Het orgel in de Groningse Martinikerk bijvoorbeeld is een fantastisch instrument, maar je moet hard werken om er verfijnd te spelen. De toetsen hebben een diepte van een centimeter, terwijl dit op Italiaanse orgels de helft minder is.”

Italiaanse orgelmuziek heeft uw hart gestolen?

„Ik speel tegenwoordig het liefst Italiaanse orgelmuziek uit de 16e tot de 19e eeuw. Neem de werken van Frescobaldi. Wat Bach is voor de Duitse muziek, is Frescobaldi voor het Italiaanse klavierrepertoire. Zijn stukken komen het beste tot hun recht op orgels met een middentoonstemming. Dan pas hoor je in de elevatie-toccata’s echt de dissonanten waarmee de componist het lijden van Christus wilde verbeelden. Ik heb de nodige manuscripten van onbekende 16e-eeuwse componisten ontdekt en uitgegeven. Mijn cd’s bevatten niet alleen Italiaanse renaissance- en barokmuziek, maar ook werken van de 19e-eeuwse Italianen Puccini en Verdi. De 19e-eeuwse Italiaanse orgels zijn gebouwd om operamuziek op uit te voeren. Dergelijke stukken werden tijdens de kerkdienst gespeeld. Ik kan ook erg van die vrolijke marsen genieten.”

Bach en Messiaen spelen is er niet bij op eenklaviersorgels met een middentoonstemming. U lijdt geen bloedarmoede?

„Ach, je kunt niet alles hebben. Ik ben als bespeler van de geweldige instrumenten in Bologna een gelukkig mens. Bach zet ik tijdens concerten in het buitenland op de lessenaar. Messiaen is naar de achtergrond verdwenen. Ik concerteer onder andere in Amerika, Japan en Israël, maar speel toch het liefst in Italië, want daar kom je vrijwel altijd op een historisch instrument terecht.”

Houden Italianen van orgelmuziek?

„Orgelconcerten worden redelijk goed bezocht. Meestal zitten er minstens 150 mensen. Of er concerten in een kerk worden georganiseerd, hangt vaak van de inzet van de pastoor af.”

Hoe staan de orgels in Italië erbij?

„Of een orgel al dan niet gerestaureerd wordt, heeft ook veelal met de visie van de pastoor te maken. Als hij het belang van het herstel van een historisch instrument inziet, gaat zijn gemeente daar vaak in mee. Italië telt veel meer historische orgels dan bijvoorbeeld Nederland. Alleen al de provincie Bologna –qua oppervlakte vergelijkbaar met Groningen– telt 399 historische instrumenten die voor 1900 zijn gebouwd. Ik schat dat ongeveer de helft daarvan nog bespeelbaar is.”

U voelt zich inmiddels meer Italiaan dan Nederlander?

„Jawel, ik voel mij opgenomen in de Italiaanse gemeenschap. Italianen zijn gastvrij en ik heb veel vrienden in Bologna. Ik woon in het middeleeuwse stadshart op vijf minuten lopen van de San Petronio en het San Colombanomuseum, waarvan ik conservator ben. Het is geweldig om omgeven te zijn door zo veel historie en door zo veel kunst. Italianen houden van hun componisten. De operacomponist Verdi werd op z’n tiende organist in de kerk tegenover zijn geboortehuis in het dorp Roncole bij Parma. Toen in 2013 zijn 200e geboortedag werd herdacht, kreeg ik de vraag of ik een concert wilde geven in die kerk. Het hele dorp was daarbij aanwezig. Na afloop van het concert zongen alle dorpsbewoners voor Verdi’s geboortehuis het lied ”Va, pensiero” uit zijn opera ”Nabucco”. Zoiets is toch geweldig?”

Een terugkeer naar Nederland zit er niet in?

„Absoluut niet. Ik heb het drukker dan ooit en geef veel meer concerten dan tien jaar geleden. Sinds 2010 ben ik conservator van de Collezione Tagliavini in het San Colombanomuseum in Bologna. Het betreft een door Tagliavini bijeengebrachte verzameling van negentig historische muziekinstrumenten, waarvan zo’n veertig toetsinstrumenten: klavecimbels, fortepiano’s, klavichords, spinetten en orgels. Alle instrumenten zijn bespeelbaar. Ik geef rondleidingen en ontvang muziekstudenten in het museum en organiseer concerten. Echt, ik heb de mooiste muziekbaan van de wereld.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer