Geschiedenis

Ooggetuigen van de Tachtigjarige Oorlog

Nederland heeft er 350 jaar op moeten wachten, maar eindelijk is hij er dan toch: een grote overzichtstentoonstelling van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). In het Rijksmuseum wordt „de geboorte van Nederland” belicht aan de hand van zo’n 200 voorwerpen en objecten die de oorlog daadwerkelijk hebben meegemaakt.

15 October 2018 20:39Gewijzigd op 16 November 2020 14:21
”De zielenvisserij”, Adriaen van de Venne, 1614. Het schilderij verbeeldt de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, waarbij de liefde van schilder onmiskenbaar bij de gereformeerden in de Noordelijke Nederlanden ligt. beeld Rijksmus
”De zielenvisserij”, Adriaen van de Venne, 1614. Het schilderij verbeeldt de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, waarbij de liefde van schilder onmiskenbaar bij de gereformeerden in de Noordelijke Nederlanden ligt. beeld Rijksmus

Samensteller Gijs van der Ham begrijpt wel waarom het zo lang heeft moeten duren. „De Tachtigjarige Oorlog was nu eenmaal een zeer complex gebeuren dat zich over een lange periode uitstrekte. Het is niet eenvoudig daarover een overzichtelijke tentoonstelling te maken.”

Om orde in de chaos te scheppen heeft Van der Ham het onderwerp in een negental deelthema’s opgeknipt, beginnend bij ”orde” en eindigend bij ”vrede”. Daartussen voltrekt zich het drama van de Tachtigjarige Oorlog, de geboorteweeën van ons land. Van opstand tegen Spanje komen de Nederlanden terecht in een burgeroorlog. Uiteindelijk wordt de strijd van de jonge, zelfstandige Republiek met Spanje op mondiaal niveau uitgevochten, tot in Zuid-Amerika toe.

Snijden in eigen vlees

Bij de keuze van de 200 voorwerpen, kunstwerken, objecten en documenten voor de tentoonstelling heeft Van der Ham zich laten leiden door een helder principe: ze moesten een rol hebben gespeeld in de oorlog. En soms betekende dat snijden in eigen vlees. Fragmenten van door beeldenstormers aangetaste beelden uit de Dorpskerk in Doorn kregen wel een plek in de tentoonstelling, maar het schilderij ”Beeldenstorm in een kerk” van Dirck van Delen uit 1630 niet (hoewel dat wel in de collectie van het Rijksmuseum zit).

2018-10-15-pkCUL4-beeldenstorm-5-FC_web.jpg
Judaskus, anoniem. Fragment van een monument uit de dorpskerk van Doorn, ca. 1510/1530. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort

Op die manier hoopte Van der Ham de Tachtigjarige Oorlog heel dicht bij de mensen van de 21e eeuw te brengen. Ze komen als het ware oog in oog te staan met ooggetuigen van het langslepende conflict dat leidde tot het ontstaan van Nederland als onafhankelijke natie.

Gewone mensen

Mooi is dat aandacht wordt geschonken aan gewone mensen, die in deze verwarrende tijd vaak niet wisten welke kant ze moesten kiezen. Lang niet iedereen was radicaal, velen zochten een middenweg. Maar ze hebben doorgaans wel te lijden van de twisten. „Waar geweld is, zijn gewone burgers vaak het slachtoffer”, krijgt de tentoonstellingsbezoeker mee. „Bijna iedereen wordt door het geweld getroffen.”

Van der Ham probeert het evenwicht te bewaren door een zekere mate van distantie in acht te nemen in zijn benadering van het onderwerp. „Het wettig gezag onderdrukt de rebellie met vervolgingen en vernielingen. Als het kan, vluchten mensen naar het buitenland.” Dit gold aanvankelijk voor de protestanten, „maar als de opstandelingen vanaf 1572 zelf verschillende steden en gewesten in handen krijgen, zijn het juist katholieken en koningsgezinden die moeten vrezen voor hún leven en daarom huis en haard verlaten.” De martelaren van Gorcum zijn hier een voorbeeld van.

Versimpeld

Natuurlijk heeft zo’n thematische aanpak ook beperkingen. Er moet worden gekozen en versimpeld. Wie zonder enige voorbereiding de tentoonstelling bezoekt, krijgt bijvoorbeeld niet goed helder waaróm de Tachtigjarige Oorlog nu precies uitbrak. „Rond 1560 gaan steeds meer Nederlanders zich verzetten tegen de groeiende macht van Filips II. Velen vinden dat hun eigen vrijheden worden beknot.” En, o ja, „ook breekt er een groot godsdienstige conflict uit en verlaten tal van mensen uit onvrede de katholieke kerk.” Zou het begrip Reformatie te hoog gegrepen zijn voor de gemiddelde museumbezoeker?

Over de godsdiensttwisten tijdens het Twaalfjarig Bestand en over de synode van Dordrecht zwijgt de tentoonstelling, al is er wel een eerste drukproef (autograaf) van de Statenbijbel te zien, compleet met inhoudelijke wijzigingen die met de pen (tot op het laatst toe) werden aangebracht. Het conflict tussen Maurits en Oldenbarneveldt wordt al evenmin uitgediept. En dat er op het laatst sprake zou zijn geweest van „oorlogsmoeheid” doet niet helemaal recht aan de tegengestelde belangen van het handelsgewest Holland (met Amsterdam als dominant centrum), dat vrede wilde, en die van de Oranjestadhouders, die het liefst tegen Spanje wilden doorvechten.

Het is daarom goed dat bij de tentoonstelling het boek ”80 jaar oorlog” (uitg. Rijksmuseum/NTR/ Atlas Contact) is verschenen. Gijs van der Ham werkt daarin de thema’s van de tentoonstelling verder uit en licht de uitgekozen voorwerpen nader toe. Hij schetst een genuanceerd beeld van de Tachtigjarige Oorlog, met begripvolle passages over beide kampen. Natuurlijk waren er de watergeuzen met hun „soms nietsontziende terreur”, maar Willem van Oranje en zijn adviseur Filips Marnix van Sint-Aldegonde pleitten in 1572 in de eerste vrije Statenvergadering toch maar voor „vreyheyt van religien zoo wel der gereformeerde als der roomsche religie.” En de verharding van het religieuze conflict had toch ook te maken met het feit dat „calvinistische gelovigen die eerder hun leven voor hun geloof in de waagschaal hadden gesteld en aan vervolging waren ontkomen, na terugkomst weinig zin hadden het nu met katholieken op een akkoordje te gooien.”

Tolerantie

Tolerantie en de hang naar vrijheid zijn in de ogen van Van der Ham wezenskenmerken van de Nederlanders. Ook al was in de jonge Republiek de Gereformeerde Kerk de publieke kerk en mochten alleen gereformeerden hun geloof vrijelijk uiten, er kwam geen staatskerk zoals in Engeland, Scandinavië of in veel Duitse vorstendommen het geval was. „Vrijheid van geweten was een belangrijk twistpunt met de koning geweest en moest dus voortaan beschermd worden”, aldus Van der Ham, die wel constateert dat voor „streng gereformeerden” een lankmoedige houding tegenover andersgelovigen maar moeilijk op te brengen was.” De Bestandstwisten maakten dat wel duidelijk. Maar niettemin: „Zeker is wel dat het land een zware identiteitscrisis had overleefd, want het republikeinse en burgerlijke karakter van het jonge Nederland werd door dit alles opvallend genoeg niet aangetast.”

>>rijksmuseum.nl. De expositie is te zien tot en met 20 januari. Bij de tentoonstelling verschijnt een videotour met onder andere historicus en presentator Hans Goedkoop en de Afghaans-Nederlandse schrijver en rapper Massih Hutak.

Opstand of Tachtigjarige Oorlog

De term ”Tachtigjarige Oorlog” was lange tijd taboe onder historici. Maar nu is hij weer helemaal terug. Historicus Judith Pollman legt in ”80 jaar oorlog” uit hoe dat komt. „Door de groeiende secularisatie na 1960 kwam er een eind aan de verzuilde tradities in het onderwijs, terwijl nationalisme en heldenverering niet goed meer pasten bij ideaalbeelden rond Europese en wereldwijde samenwerking. Historici ontdekten dat ‘vaderlands gevoel’ niet de oorzaak van de oorlog was geweest, maar was uitgevonden om die te rechtvaardigen. Hun aandacht verschoof naar het opstandige karakter van de gebeurtenissen die zich tussen 1566 en 1588 in de Nederlanden hadden afgespeeld. De eerste fase van het conflict, betogen zij nu, moet worden gezien als een burgeroorlog waarin koningsgezinde en opstandige Nederlanders elkaar bestreden.

2018-10-15-pkCUL4-80jaaroorlog-1-FC_web.jpg

Vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw spraken ze liever over ”De Nederlandse Opstand” als ze die beginperiode bedoelden. De term ”Tachtigjarige Oorlog” vonden ze misleidend, omdat het conflict in de loop der tijd zo drastisch van karakter was veranderd. De burgeroorlog werd pas geleidelijk een strijd tussen staten. Na 1621 werd de inzet steeds meer economisch en ontwikkelde het conflict zich tot een wereldoorlog. Dat we (…) toch weer zijn gaan spreken over de Tachtigjarige Oorlog, is omdat de nieuwe generaties die de oorlog na 1621 hervatten en in 1648 beëindigden, die strijd verbonden met de gebeurtenissen uit de dagen van Alva en Oranje. Hun beeld van die gebeurtenissen was bepaald door het populaire geschiedverhaal dat na 1600 was ontstaan. Dat was onderdeel geworden van de politieke werkelijkheid en werd in alle discussies over oorlog en vrede opnieuw van stal gehaald.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer