Buitenland

Pompeji gaat weer ten onder

Veertig procent van de monumenten in de wereld ligt in Italië. Hun voortbestaan wordt bedreigd. Hulp komt van Amerikaanse toeristen en een ondernemer in kopieerapparaten. Maar Pompeji is er nog niet mee gered.

Van onze correspondent
14 July 2004 08:47Gewijzigd op 14 November 2020 01:25

„Help, Piazza Armerina loopt onder water.” De noodkreet over dit archeologische park in Sicilië bereikte de afgelopen week de rest van Italië. Niet dat het te veel heeft geregend. Integendeel, binnenkort kunnen we zoals elk jaar de noodberichten verwachten over waterschaarste. Het punt is echter dat er geen onderhoud en bewaking is. Al jaren is vandalisme er schering en inslag, soms worden gehele mozaïeken gestolen en vorig jaar nog werd de kassa leeggeroofd.

Dit jaar is het vooral het tekort aan personeel dat zich wreekt. Het park, dat bestaat uit beroemde mozaïeken uit de vierde eeuw die scènes tonen uit de mythologie en het dagelijks leven, heeft beschikking over maar acht suppoosten die in vier ploegendiensten werken. Toezicht is er dus nagenoeg niet. De schoonmaakdienst is tien dagen geleden uit geldgebrek naar huis gestuurd. Het vuil stapelt zich op: van sigarettenpeuken op de vloeren tot onkruid in de binnenhof.

De krant Corriere della Sera beschrijft hoe een Amerikaanse toerist en andere bezoekers zelf de papierstok en de schoffel ter hand hebben genomen. „De mozaïeken zijn prachtig. Maar vooral op de ansichtkaarten die we vooraf zagen. Heel jammer. Op deze manier verdwijnt dit allemaal”, zegt de Amerikaan. Jaarlijks trekt Piazza Armerina 600.000 bezoekers.

Niet alleen in Sicilië is de toestand kritiek. In Pompeji, een van de beroemdste trekpleisters ter wereld (2,2 miljoen bezoekers), zijn de meest acute problemen van andere orde. In minder dan een maand tijd zijn de 750 werknemers van dit archeologisch park elk 14 uur afwezig geweest. Bijna twee volledige dagen en dat om vakbondsredenen. Het is geen staken, want dat zou ze in hun eigen portemonnee treffen, maar het bij elkaar komen in vergadering. Dat is in feite hetzelfde. Achtergrond is een conflict over de betaling van overuren over een periode van vijftien jaar geleden. Gevolg is dat toeristen geregeld voor een gesloten deur terechtkomen en dat de wachttijd enorm is.

Dat is eigenlijk nog een peulenschil vergeleken met de andere problemen van Pompeji, zoals het vandalisme en achterstallig onderhoud.

Het Italiaanse kunstbezit lijdt aan chronisch geldgebrek. Niet onbegrijpelijk, omdat zo’n 40 procent van de monumenten in de wereld in Italië ligt. Maar 0,4 procent van het Italiaanse staatsbudget gaat naar het ministerie van Cultuur, wat veel minder is dan in Frankrijk (1 procent) en Engeland (1,3 procent). Maar een verhoging van dat percentage zit er niet in gezien de netelige financiële huishouding van Italië. Al jaren vullen sponsors het budget aan. Maar dat heeft ook zijn keerzijde. Sponsors uit het bedrijfsleven zijn bijna altijd alleen geïnteresseerd in grote tentoonstellingen of beroemde monumenten. Bovendien worden al die sponsorlogo’s op posters en toegangskaarten langzamerhand ook vervelend.

Groot was afgelopen zaterdag dan ook de vreugde toen David Packard, zoon van de oprichter van Hewlett-Packard en ondernemer in kopieerapparaten, verklaarde 2,9 miljoen euro te willen pompen in de archeologische opgraving van Herculaneum. En dat zonder verplichtingen. Geen naam, geen bedankje, maar zuivere filantropie.

Packard komt niets te vroeg, want de buurman van Pompeji (ook Herculaneum werd door de Vesuvius bedolven) heeft sterk te lijden van de elementen. In september beginnen de eerste restauratiewerkzaamheden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer