KNMG: Artsen melden euthanasie juist vaker
Het aantal euthanasiegevallen neemt af en artsen zijn steeds vaker bereid om de gevallen te melden. Dat zegt mr. dr. J. Legemaate, jurist van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG).
Legemate reageert daarmee op de brief van staatssecretaris Ross van Volksgezondheid over de evaluatie van de euthanasiewet.De KNMG staat vierkant achter het kabinetsstandpunt. Staatssecretaris Ross stelt daarin dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) actiever moet optreden tegen artsen die de procedureregels voor euthanasie niet precies opvolgen. „De Inspectie voor de Gezondheidszorg deed tot nu toe niet veel met de bevindingen van de toetsingscommissies. Maar met de brief van de staatssecretaris hoeven ze artsen niet per se strafrechtelijk vervolgen; ze kunnen ook kiezen voor een aanklacht bij het medisch tuchtcollege of een gesprek met de desbetreffende arts. Dat is een goede zaak.”
Het aantal meldingen van euthanasie neemt af, schrijft Ross in haar brief. Ze gaat daarom onderzoeken of er inderdaad minder euthanasiegevallen zijn, of dat artsen de gevallen minder melden. Volgens Legemaate is er van het laatste geen sprake. „Op 5 juni waren we op een congres bijeen met huisartsen en leden van toetsingscommissies. De algemene opvatting was dat het aantal euthanasiegevallen afneemt, mede door de ontwikkeling van palliatieve zorg.”
Legemaate merkt op dat artsen steeds vaker de euthanasiegevallen melden. „Sinds de invoering van de meldingsplicht is het percentage gestegen tot ruim boven de 60 procent. Waarom de rest niet volgt? Artsen ervaren de melding als te formalistisch en tijdrovend. Ze moeten een uitvoerig schriftelijk verslag inleveren, wat nogal wat tijd vraagt.”
Niet-meldende artsen hoeven wat Legemaate betreft niet streng vervolgd te worden. „Het kan zijn dat zo’n arts alle regels in acht heeft genomen en alleen verzuimd heeft melding te maken van euthanasie. Dan lijkt me een stevig gesprek voldoende. Anders is het als een arts zich niet aan de kernvoorwaarde houdt: het verzoek van de patiënt. In dat geval moet de arts strafrechtelijk vervolgd worden. Maar bij het ontbreken van randvoorwaarden is een tuchtrechtelijke procedure beter op zijn plaats.”
De artsenorganisatie discussieert de laatste tijd uitgebreid met de achterban over situaties waarin artsen euthanasie mogen plegen. Want wanneer is het lijden uitzichtloos en ondraaglijk? Een huisarts mag dat niet alleen beoordelen, maar moet advies vragen aan een tweede, onafhankelijke arts. Legemaate: „Wij hebben ongeveer 500 artsen opgeleid tot onafhankelijk SCEN-consulent. In het kader van het project Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland (SCEN) krijgen zij een driedaagse cursus, waarin nadrukkelijk aandacht besteed wordt aan de beoordeling van het lijden.”
In alle districten kunnen artsen nu een beroep doen op SCEN-artsen. Daar waar er te weinig zijn, worden artsen actief benaderd om de cursus te volgen. In de gebieden waar SCEN is ingevoerd blijken artsen vaker euthanasiegevallen te melden. Legemaate: „Met het advies van een deskundige SCEN-arts op zak, durven artsen een geval sneller te melden. De toetsingcommissie is dan ook minder kritisch.”
De KNMG gaat duidelijkheid scheppen over het verschil tussen euthanasie en terminale sedatie. Samen met andere beroepsorganisaties en het openbaar ministerie zullen richtlijnen worden opgesteld, waardoor het verschil duidelijker wordt. Sedatie is het buiten bewustzijn brengen van een patiënt om zijn lijden te verlichten. Ook kan een behandeling worden gestaakt of niet worden ingesteld, omdat deze medisch zinloos wordt geacht. Uit onderzoek is echter gebleken dat in sommige gevallen sedatie wordt toegepast met als doel het overlijden van de patiënt; euthanasie dus. Door de richtlijnen van de KNMG moeten artsen zich dit beter gaan realiseren.