De jonge wilden van kunstenaarskring De Ploeg
Paarse paarden, rode bomen, gele wolken, groene gezichten. De schilders van De Ploeg schudden honderd jaar geleden de kunstwereld flink op. Het Groninger Museum zet de ”jonge wilden” van het eerste uur in het zonnetje.
Diep verontwaardigd waren ze, de jonge Groninger kunstenaars. Slechts een paar van hen waren uitgenodigd voor de grote ”Tentoonstelling van werk van Groningsche Kunstenaars” die het Kunstlievend genootschap Pictura in maart 1918 in het Groninger Museum hield. Deden zij er niet toe? Jan Altink (1885-1971) was erbij met vier olieverfschilderijen, maar voor het overige waren het vooral gevierde namen van de gevestigde orde die het beeld bepaalden. Met als onbetwiste toppers ”de grote drie”: Jozef Israels, Otto Eerelman en H. W. Mesdag, die in Groningen waren geboren en inmiddels nationale en zelfs internationale bekendheid genoten.
Het moest allemaal anders, vond een nieuwe generatie kunstenaars. Schilders als Jan Wiegers, Johan Dijkstra en ook Jan Altink hadden genoeg van de idealen en tradities van de negentiende eeuw. Ze sloegen welbewust nieuwe wegen in.
Op 5 juni 1918 richtten zij de Groninger kunstkring De Ploeg op. Jan Altink bedacht de naam: „Omdat er in Groningen niet zoveel te doen was op kunstgebied dacht ik aan ontginnen, het omwoelen van de aarde en dus ook aan ploegen. Vandaar de naam De Ploeg.”
Kleurenexplosie
Het was aardig geweest als het Groninger Museum de tentoonstelling ”Avant-garde in Groningen. De Ploeg 1918-1928” had geopend met de impressie van de gevestigde orde in 1918 die nu wat verstopt in de trapzaal zit. Stel je voor: met de grijs-bruine portretten en landschappen van Israels, Eerelman en consorten op het netvlies krijgt je opeens de kleurenexplosie van De Ploegkunstenaars voor de kiezen. Een geweldig contrast.
Toch vormden kunstenaars van De Ploeg, zeker in de beginjaren, geen echte eenheid. Qua stijl en onderwerpkeuze liepen de wegen nogal uiteen. De Ploeg had ook geen echt programma. Doel van de kunstkring was vooral het stimuleren van het kunstleven, het bij elkaar brengen van kunstenaars en het creëren van mogelijkheden voor hen om te kunnen werken en exposeren. Daarom waren ook beeldhouwers, musici en architecten welkom.
Sommige leden werkten abstract, zoals Jan van der Zee en H. N. Werkman, anderen meer impressionistisch, zoals Jan Altink, die graag ”en plein-air” (in de buitenlucht) schilderde. Wat hen bond was het enthousiasme, de geestdrift waarmee ze op avontuur gingen en de horizon wilden verleggen.
Longziekte
Dat De Ploeg vandaag de dag vooral bekendstaat als een expressionistische kunststroming is vooral te danken aan Jan Wiegers (1893-1959). In april 1920 vertrok de kunstenaar naar het Zwitserse Davos om te herstellen van een longziekte. Dit werd mede mogelijk gemaakt door De Ploeg, die hem financieel steunde.
Via zijn arts kwam Wiegers in de Zwitserse Alpen in contact met de voorman van het Duits expressionisme, Ernst Ludwig Kirchner. De ontmoeting maakte blijvende indruk op de Groninger, die zich erg aangesproken voelde door opzichtige kleuren en de gedurfde vormentaal die Kirchner hanteerde. Terug in Nederland introduceerde Wiegers deze schilderkunstige richting in Groningen. Hij zette collega-kunstenaars als Altink, Dijkstra, Werkman en Martens aan tot het experimenteren met kleur, wasverf en expressieve vormen.
Horizonten
Nieuw was ook dat de schilders het weidse Groninger landschap tot belangrijk onderwerp van hun kunst maakten. Daarmee ontstonden de karakteristieke landschappen met hoge horizonten en in de verte verdwijnende wegen en sloten; in felle kleuren en sprekende verftoetsen gaven zij uitdrukking aan de uitgestrektheid en ruigheid van dit boerenland.
Zelf zette Wiegers in 1922 de toon met ”Landschap met rode bomen”. Ploegspecialist en oud-conservator van het Groninger Museum Han Steenbruggen noemt het een sleutelwerk binnen de schilderkunst van De Ploeg. „Niet alleen omdat daarin het expressionisme in hevigheid losbreekt, maar ook omdat een nieuwe landschapsvisie zich aandient, waarbij niet de ruimte wordt bemeten, het licht wordt gepeild, maar de energieke krachten van de aarde worden gedefinieerd aan de hand van wat mensenhanden hebben geplant, gezaaid, aangelegd en gegraven. Zonder dat hij in het landschap figureert, gaat ”Landschap met rode bomen” over de relatie die de mens onderhoudt met zijn land – zijn land.” De horizon verdwijnt soms helemaal uit beeld.
Van Gogh
Ook Vincent van Gogh, voorloper van het expressionisme, was een grote inspiratiebron voor de Groningers. In diverse kunstwerken van Ploegschilders is zijn invloed aanwijsbaar. Het doek ”Rustende zichters” van Johan Dijkstra uit 1924 is een opvallend voorbeeld. Het is het grootste schilderij uit de hoogtijdagen van De Ploeg en de stijlverwantschap met Van Gogh springt direct in het oog.
Mariëtta Jansen, conservator De Ploeg en kunst uit de twintigste eeuw bij het Groninger Museum, staat de trappelen om nader onderzoek te doen naar de invloed van Vincent van Gogh op de kunstenaars van De Ploeg. Wellicht lukt het haar om over dat thema nog eens een aparte tentoonstelling te maken.
Fietsroute
In het kader van 100 jaar De Ploeg heeft het Groninger Museum een fietsroute uitgezet langs kunstwerken van De Ploeg. Het museum selecteerde schilderijen die zijn gekoppeld aan een aantal locaties in het Groninger landschap, de zogenaamde ”hotspots”. Langs de route zijn twaalf replica’s van de werken te bewonderen die de plek mogelijk of daadwerkelijk verbeelden. Het Groninger Museum is het begin- en eindpunt van de fietsroute, die 40 kilometer lang is. De volledige route staat in een folder die gratis verkrijgbaar is bij zowel het Groninger Museum als bij de VVV (Grote Markt) in Groningen. Downloaden via deploeg100jaar.nl kan ook.